AB 2017/10
Procesbevoegdheid in burgerlijk geding. Komt procesbevoegdheid toe aan de Staat of aan de minister?
HR 30-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2233, m.nt. N. Jak
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00747
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
N. Jak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925194:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2233, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:837, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑02‑2016
- Wetingang
Art. XXXVII, XXXIX, XLIX Wet opheffing bedrijfslichamen
Essentie
Procesbevoegdheid in burgerlijk geding. Komt procesbevoegdheid toe aan de Staat of aan de minister?
Samenvatting
Vrebamel betoogt dat op grond van art. XXXIX Wet opheffing bedrijfslichamen de minister van Economische Zaken, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van het vermogen van het voormalig Productschap Zuivel, exclusief bevoegd is om met betrekking tot de openstaande vorderingen van dat productschap te procederen en dus onder meer om een verzoek tot faillietverklaring in verband met een dergelijke vordering te doen.
De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.