Rb. Den Haag, 04-06-2015, nr. 3689596 \ RL EXPL 14-37548
ECLI:NL:RBDHA:2015:10588
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
04-06-2015
- Zaaknummer
3689596 \ RL EXPL 14-37548
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:10588, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 04‑06‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 04‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Opzegging studieovereenkomst gedurende het jaar. Vordering tot betaling van de vergoeding voor resterende maanden van het studiejaar toegewezen
Partij(en)
Rechtbank Den Haag
Team kanton Den Haag
B
Zaaknummer: 3689596 \ RL EXPL 14-37548
Datum: 4 juni 2015
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
N.T.I. B.V., h.o.d.n. N.T.I. Nederlands Talen Instituut,
gevestigd te Leiden,eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder A. Lodder,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr M.W. Fakiri.
Partijen worden hierna respectievelijk nader aangeduid als “NTI” en “ [gedaagde] ”.
1. Verloop van procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
de dagvaarding van 5 december 2014, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
- -
de brief van 4 mei 2015 van de zijde van NTI, met producties.
Na de conclusie van antwoord is bij mondeling tussenvonnis een comparitie van partijen gelast voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Deze heeft plaatsgevonden op 11 mei 2015. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Namens NTI zijn verschenen mevrouw A. Stomps en mevrouw A. Zandboer, vergezeld van de heer M.T.O. Bakker namens de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, vergezeld van haar gemachtigde.
2. Feiten
2.1.
[gedaagde] heeft zich op 25 juli 2012 bij NTI ingeschreven voor de bachelorsopleiding toegepaste psychologie. Zij heeft het eerste jaar van de opleiding niet gehaald. In september 2013 is zij met NTI overeengekomen dat zij het eerste jaar nog een keer volgt en dat zij hiervoor slechts 70% van het overeengekomen cursusgeld, zijnde een maandelijks bedrag van € 219,31 verschuldigd is.
2.2.
In artikel 6 van de algemene voorwaarden van NTI is onder meer het volgende opgenomen:
“Bij NTI schrijft u in voor het volledige programma van de opleiding. Tussentijdse opzegging van de opleiding is te allen tijde mogelijk. (…) Behoudens de kosten voor eventueel (nog) niet geleverd lesmateriaal blijft bij tussentijdse opzegging het verschuldigd les- en examengeld over het lopende studiejaar verschuldigd c.q. wordt niet gerestitueerd, ongeacht of u al dan niet aan de lessen en examens hebt deelgenomen.
Bij tussentijdse opzegging ben u geen les- en examengeld verschuldigd over studiejaren die volgende op het lopende studiejaar. Een studiejaar is telkens een periode van twaalf maanden, te beginnen vanaf de startdatum van de opleiding zoals vastgelegd in de bevestiging van de overeenkomst. ”
2.3.
[gedaagde] heeft het cursusgeld voor de maanden september en oktober 2013 voldaan.
2.4.
In december 2013 heeft [gedaagde] NTI bericht dat zij met de opleiding stopt. NTI heeft de opzegging aanvaard.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
NTI vordert bij inleidende dagvaarding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.628,09, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.193,10 te rekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
NTI legt, mede onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] , nu zij lopende een studiejaar de opleiding heeft beëindigd, het overeengekomen maandelijkse bedrag verschuldigd is over de door haar nog niet betaalde maanden en over de nog resterende maanden van het lopende studiejaar. Dit betreft de maanden november 2013 tot en met augustus 2014, zijnde tien maanden vermenigvuldigd met het maandbedrag van € 219,31, zijnde een totaalbedrag van € 2.193,10. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 398,05 inclusief BTW en met de rente, welke tot aan de dag van de dagvaarding kan worden berekend op een bedrag van € 36,94.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert voorwaardelijk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vernietiging van het opzegbeding in de algemene voorwaarden van NTI, met veroordeling van NTI in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van opdracht, als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (“BW”). Op grond van het bepaalde in artikel 7:408 lid 1 BW kan [gedaagde] de overeenkomst te allen tijde opzeggen. De omstandigheid dat NTI zich op haar algemene voorwaarden beroept en van [gedaagde] het volledige cursusgeld vordert, alsmede de regeling dat de inschrijving geldt voor de duur van de hele cursus is in strijd met artikel 7:408 lid 1 BW. Derhalve is deze bepaling ingevolge artikel 3:40 BW vernietigbaar. Voor zover [gedaagde] het beding niet al buitengerechtelijk heeft vernietigd, verzoekt zij de kantonrechter dit beding te vernietigen.
in conventie en in reconventie
3.5.
Partijen voeren over en weer verweer, waarop hieronder, voor zover relevant, nader zal worden ingegaan.
4. Beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
4.2.
De overeenkomst tussen partijen voorziet erin dat NTI zich jegens [gedaagde] verbindt tot het verrichten van werkzaamheden onder meer bestaande uit het geven van onderricht en het afnemen van examens. Daarmee voldoet de cursusovereenkomst aan de wettelijke omschrijving van de overeenkomst van opdracht.
4.3.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [gedaagde] aldus dat zij vernietiging vordert van artikel 6 van de algemene voorwaarden van NTI. Artikel 6 bepaalt weliswaar dat wordt ingeschreven voor de duur van de gehele cursus, maar dit artikel bepaalt tevens dat [gedaagde] de overeenkomst te allen tijde tussentijds kan opzeggen. Derhalve is artikel 6 van de algemene voorwaarden op dit punt niet in strijd met artikel 7:408.
4.4.
NTI vordert betaling van de vergoeding die [gedaagde] voor het lopende studiejaar verschuldigd was. De Memorie van Toelichting bij artikel 7:408 zegt over het betalen van schadevergoeding onder meer het volgende: “De schade die de opdrachtnemer door een onregelmatige beëindiging lijdt, zal slechts bij uitzondering het bedrag overtreffen van het loon dat hij voor de volbrenging van de prestatie zou hebben ontvangen. Artikel 14 lid 2 (noot kantonrechter: artikel 7:411 lid 2 BW) laat ook het onderhavige wetsontwerp de ruimte van deze gehoudenheid tot volledige loonbetaling aan te nemen. Het komt mij voor dat particuliere opdrachtgevers ter zake van een opzegging niet tot meer dan tot betaling van dit volle loon gebonden mogen worden.” (Kamerstukken II, 1982/1983, 17779, nr. 3). Hieruit volgt dat een vordering tot doorbetaling van (een deel van) de vergoeding die voor de opdracht verschuldigd was, niet kan worden gezien als het betalen van schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:408 lid 3 BW, maar moet worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 7:411 BW. Derhalve is artikel 6 van de algemene voorwaarden ook op dit punt niet in strijd met artikel 7:408 BW. De vordering tot vernietiging van dit artikel op grond van artikel 3:40 BW dient derhalve te worden afgewezen.
4.5.
Artikel 7:411 BW bepaalt dat een opdrachtnemer, bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst van opdracht, recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. De algemene voorwaarden van NTI bepalen dat bij tussentijdse opzegging niet het volledige cursusgeld verschuldigd is, maar het cursusgeld voor het lopende studiejaar. De kantonrechter is op de volgende gronden van oordeel dat in het onderhavige geval het cursusgeld voor het lopende cursusjaar een redelijke vergoeding is: (i) Niet in geschil is dat [gedaagde] de overeenkomst heeft opgezegd om redenen die in haar persoonlijke levenssfeer zijn gelegen en die daarom in de verhouding tussen partijen aan haar zijn toe te rekenen; (ii) [gedaagde] heeft zich ingeschreven voor een volledige bacheloropleiding toegepaste psychologie, welke nominaal drie jaar duurt en waarvan zij, volgens de algemene voorwaarden, dus maar een gedeelte behoeft te betalen. Dit is gunstiger dan de algemene voorwaarden van de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding, die voorzien in betaling van de vergoeding voor de gehele cursusduur. Deze voorwaarden zijn, zoals NTI stelt en [gedaagde] niet heeft weersproken, tot stand gekomen in overleg met de consumentenbond; (iii) [gedaagde] heeft voor het lopende cursusjaar al een korting gekregen van 30% op het cursusgeld; (iv) Gelet op de algemene voorwaarden wist [gedaagde] of had zij moeten weten dat zij het cursusgeld voor het gehele jaar verschuldigd was als zij met een nieuw cursusjaar begon. Van een HBO-student mag ook worden verwacht dat zij zich op de hoogte stelt van de voorwaarden voordat zij een studieovereenkomst voor een termijn van drie jaar aangaat; (v) Zonder het overleggen van een nadere kostprijsberekening is voldoende aannemelijk dat NTI voor het lopende jaar kosten heeft gemaakt die uit de cursusgelden voldaan moeten worden. Door de inschrijving van [gedaagde] voor de cursus mocht NTI immers ervan uitgaan dat zij de cursusgelden van [gedaagde] als inkomsten zou krijgen en mocht zij in haar bedrijfsvoering hiermee rekening houden. Anders dan [gedaagde] aanvoert hoeft het NTI dan ook geen kostprijsberekening per student te overleggen teneinde te kunnen bepalen of het gevorderde bedrag redelijk is of niet. Dat zou, onder meer gelet op de hierboven vermeldde omstandigheden, in het onderhavige geval te ver voeren.
4.6.
Nu de kantonrechter van oordeel is dat de betaling van het cursusgeld voor het lopende cursusjaar een redelijke vergoeding is, zal zij de vordering van NTI tot betaling hiervan toewijzen.
4.7.
De vordering tot betaling van wettelijke rente zal worden toegewezen, nu [gedaagde] op dit punt geen verweer heeft gevoerd en zich hiertegen ook overigens niets verzet.
4.8.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft NTI bij brief van 12 februari 2014 bericht dat de vordering wordt betwist. Hij heeft verzocht geen verdere onnodige kosten te maken, maar bij volharding [gedaagde] in rechte te betrekken. Vervolgens heeft de gemachtigde van NTI bij brief van 9 september 2014 [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten aangezegd. Gelet op de inhoud van de brief van de gemachtigde van [gedaagde] van 12 februari 2014, had NTI moeten begrijpen dat een dergelijke poging om alsnog haar vordering betaald te krijgen zinloos was. Zij had [gedaagde] meteen kunnen dagvaarden, waarbij de te maken kosten worden vergoed door middel van de proceskosten veroordeling. Voor zover na 9 september 2014 buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, komen deze dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. De omstandigheid dat deze kosten op de in de wet voorgeschreven wijze zijn aangezegd, maakt dit oordeel niet anders.
4.9.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
5. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan NTI van een bedrag van € 2.230,04, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.193,10 vanaf 5 december 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van NTI geschat op een bedrag van € 861,77, waaronder een bedrag van € 300,00 als het salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie, welke aan de zijde van NTI worden geschat op een bedrag van € 150,00 als het salaris van de gemachtigde;
5.6.
verklaart de veroordeling onder 5.5. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A.C. Bordes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2015.