Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 40 (kosten)
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2020
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 34. De tekst van dit artikel is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 291 (uitgifte: 27-07-2020, kamerstukken: 35402)
- Inwerkingtreding
19-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2020, Stb. 2020, 411 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
Alle kosten van tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak, beslissing tot confiscatie, confiscatiebevel of beschikking in Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet, komen ten laste van de staat.
2.
Onze Minister kan de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat voorstellen de kosten van de tenuitvoerlegging te delen, indien het de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak overeenkomstig Hoofdstuk III, afdeling 1, of de tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel overeenkomstig Hoofdstuk III, afdeling 3, betreft.
3.
Wanneer op grond van artikel 31, tweede lid, of op grond van Verordening 2018/1805, een lidstaat is verzocht een Nederlandse beslissing tot confiscatie te erkennen en ten uitvoer te leggen, kan Onze Minister instemmen met het verzoek van de tenuitvoerleggingsstaat om de kosten van de tenuitvoerlegging te delen. Onze Minister verleent slechts instemming indien hij op basis van door de uitvoerende lidstaat verstrekte gedetailleerde gegevens van oordeel is dat die kosten hoog of uitzonderlijk zijn.