Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom
Artikel 41
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Leden zien erop toe dat in hun nationale wetgeving is voorzien in procedures voor de handhaving, zoals bedoeld in dit Deel, opdat doeltreffend kan worden opgetreden tegen elke inbreuk op onder deze Overeenkomst vallende rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom, met inbegrip van snelle middelen om inbreuken te voorkomen en middelen die verdere inbreuken tegengaan. Deze procedures dienen zodanig te worden toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor legitiem handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik van deze procedures.
2.
Procedures betreffende de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom dienen eerlijk en billijk te zijn. Zij mogen niet onnodig ingewikkeld of kostbaar zijn of onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen inhouden.
3.
Beslissingen ten principale dienen bij voorkeur schriftelijk en met redenen omkleed te zijn. Zij dienen ten minste aan de partijen bij de procedure zonder onnodige vertraging ter beschikking te worden gesteld. Beslissingen ten principale dienen slechts te zijn gebaseerd op bewijsmateriaal ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid werden gesteld om te worden gehoord.
4.
De partijen bij een procedure dienen de mogelijkheid te hebben tot herziening door een rechterlijke autoriteit van definitieve administratieve beslissingen en, onverminderd de bepalingen inzake rechtsbevoegdheid in de nationale wetgeving betreffende het belang van een zaak, ten minste van de juridische aspecten van rechterlijke beslissingen ten principale in eerste aanleg. Er is evenwel geen verplichting om een mogelijkheid te bieden tot herziening van vrijspraak in strafzaken.
5.
Er bestaat overeenstemming over het feit dat dit Deel geen verplichting schept om een rechtsstelsel in te voeren voor de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom naast dat voor de rechtshandhaving in het algemeen en evenmin van invloed is op de bevoegdheid van Leden tot rechtshandhaving in het algemeen. Geen enkele bepaling in dit Deel schept een verplichting met betrekking tot de verdeling van middelen tussen de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom en de rechtshandhaving in het algemeen.