NJ 1920, p. 458
Medeplichtigheid aan poging tot opzettelijk gebruikk maken van valsche Duitsche banknoten. Medeplichtigheid en uitlokking. Opzet. Gebruik maken. Poging; begin van uitvoering.
HR 08-03-1920, ECLI:NL:HR:1920:140
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 maart 1920
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. A. J. L. Nijpels, A. Fentener van Vlissingen, H. Hesse en B. Ort.
- Zaaknummer
[08031920/NJ_1920,_p._458]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS120061:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1920:140, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑03‑1920
- Wetingang
Essentie
Medeplichtigheid aan poging tot opzettelijk gebruikk maken van valsche Duitsche banknoten. Medeplichtigheid en uitlokking. Opzet. Gebruik maken. Poging; begin van uitvoering.
Samenvatting
Medeplichtigheid bestaat, indien de hulp verleend, de gelegenheid verschaft wordt aan hem, bij wien het opzet tot het plegen van het misdrijf reeds aanwezig was.
Het kenmerk van het zijn van dader van een strafbaar feit door uitlokking daarvan is, dat men zelfstandig den misdadigen wil bepaalt, waardoor het strafbaar feit in het leven wordt geroepen.
1. c. was bekl. medeplichtig aan het door K. gepleegde misdrijf.
Het Hof als bewezen aannemende, dat bekl. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.