Module Ruimtelijke ordening 2019/8112
De raad heeft de woningen onterecht tot de inrichting gerekend, binding tussen de woning en de inrichting is onvoldoende reëel en van voldoende betekenis (Delfzijl).
ABRvS 19-12-2018, ECLI:NL:RVS:2018:4180, m.nt. G. van den End
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
19 december 2018
- Zaaknummer
201709490/1/R6
- Noot
G. van den End
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Geluid en trillingen
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - algemene regels
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2018:4180, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Gelet op artikel 1.1, vierde lid, van de Wm zijn voor de beoordeling van de vraag of een woning deel uitmaakt van een inrichting de technische, organisatorische of functionele bindingen tussen de woning en de inrichting van belang. Het moet gaan om zodanige bindingen tussen de woning en de inrichting die het windpark vormt, dat de woning tot de inrichting kan worden gerekend. Die bindingen tussen de woning en de inrichting dienen dus reëel en van voldoende betekenis te zijn.
Samenvatting
Aan de orde is het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding" vastgesteld door de raad van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.