RAV 2019/43
Onrechtmatige overheidsdaad. Bestaat er een causaal verband tussen de door BKR geleden vertragingsschade en de onrechtmatigheid van de door GS gegeven aanwijzing aan BKR?
HR 15-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:354
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/00242
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS55749:1
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:354, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1379, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 14‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑01‑2018
- Wetingang
Art. 6:162 BW
Essentie
Onrechtmatige overheidsdaad. Onrechtmatig besluit. Causaal verband.
Bestaat er een causaal verband tussen de door BKR geleden vertragingsschade en de onrechtmatigheid van de door GS gegeven aanwijzing aan BKR? Zou GS een besluit hebben genomen dat tot dezelfde schade zou hebben geleid, als GS zich bewust was van de onrechtmatigheid van de gegeven aanwijzing?
Samenvatting
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland (“GS”) hebben in 1999 aan Boskalis Rijnland VOF (BKR) een ontgrondingsvergunning verleend, voor zandwinning nabij Zevenhuizen. Onderdeel van deze vergunning was dat de taludhelling van de afgraving niet steiler zou zijn dan 1:4 (een helling van 25 procent) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.