Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie
Bijlage C In artikel 7 bedoelde verklaring
Geldend
Geldend vanaf 29-08-2020
- Bronpublicatie:
05-05-2020, Trb. 2020, 52 (uitgifte: 20-05-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-08-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2021, Trb. 2021, 39 (uitgifte: 26-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
In verband met de bovengenoemde zaak stellen [naam van de lidstaat van ontvangst], waarin de eiser is gevestigd, en [naam van de verwerende lidstaat] het scheidsgerecht ervan in kennis dat de partijen bij de EU-Verdragen en bilaterale investeringsverdragen binnen de EU de volgende gezamenlijke opvatting huldigen, die is uiteengezet in artikel 4, lid 1, van de Overeenkomst voor de beëindiging van Bilaterale Investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie:
‘De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen dat Arbitragebedingen strijdig zijn met de EU-Verdragen en derhalve geen toepassing kunnen vinden. Als gevolg van deze onverenigbaarheid tussen Arbitragebedingen en de EU-Verdragen kan vanaf de datum waarop de laatste van de partijen bij een Bilateraal Investeringsverdrag een lidstaat van de Europese Unie werd, het Arbitragebeding in een dergelijk Bilateraal Investeringsverdrag niet dienen als rechtsgrondslag voor Arbitrageprocedures.’
Sommige hier gebruikte begrippen (met een hoofdletter) zijn gedefinieerd in artikel 1 van de Overeenkomst voor de beëindiging van Bilaterale Investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie.