Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.53 Beperking inschrijving op grond van beschikbare onderwijscapaciteit
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2023
- Bronpublicatie:
17-05-2023, Stb. 2023, 177 (uitgifte: 01-06-2023, kamerstukken: 35765)
- Inwerkingtreding
01-09-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stb. 2023, 228 (uitgifte: 27-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het instellingsbestuur kan per opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit het maximum aantal studenten vaststellen dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De vaststelling geschiedt voor een studiejaar. Indien in een opleiding geen propedeutische fase is ingesteld, wordt onder ‘propedeutische fase’ mede verstaan de fase in een bacheloropleiding die samenvalt met de eerste periode in een opleiding met een studielast van 60 punten.
2.
Het instellingsbestuur selecteert de aspirant-studenten in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit uitsluitend op grond van:
- a.
ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria;
- b.
ongewogen loting; of
- c.
een combinatie van ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria en loting, waarbij:
- 1°
een deel van de aspirant-studenten toegelaten wordt op basis van selectie op grond van ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria en de overige aspirant-studenten worden toegelaten op basis van ongewogen loting of de wijze van loting als bedoeld in subonderdeel 2°; of
- 2°
alle aspirant-studenten op basis van loting worden toegelaten, waarbij gewicht wordt toegekend aan ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria.
2a.
Bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, kan het instellingsbestuur de overige aspirant-studenten die op basis van selectie op grond van de kwalitatieve selectiecriteria niet zijn toegelaten, uitsluiten van de ongewogen loting of de wijze van loting als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 2° op basis van de kwalitatieve selectiecriteria.
3.
Het instellingsbestuur maakt tijdig de selectieprocedure en, indien van toepassing, de kwalitatieve selectiecriteria of de wijze van loting bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden indien het aantal aspirant-studenten het maximum aantal, bedoeld in het eerste lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast. Bij het vaststellen van het reglement houdt het instellingsbestuur rekening met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
4.
Het instellingsbestuur schrijft niet meer studenten in dan het maximum aantal dat het instellingsbestuur in verband met de beschikbare capaciteit heeft vastgesteld.
5.
Indien ten aanzien van een opleiding een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijft dit artikel buiten toepassing.
6.
Voor 1 december van het kalenderjaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de eerste vaststelling geschiedt, doet het instellingsbestuur hiervan mededeling aan Onze Minister.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot:
- a.
de aanmeldingsdatum voor selectie;
- b.
indien een opleiding door meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van een bepaalde opleiding waaraan een gegadigde in hetzelfde studiejaar kan deelnemen;
- c.
de loting; en
- d.
de wijze waarop twee kwalitatieve selectiecriteria en loting gecombineerd kunnen worden.