Vgl. HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2237; in de beschikking staat abusievelijk dat het om het zesde lid van art. 552a Sv gaat, dit moet het zevende lid zijn nu per 1 december 2016 het nieuwe zesde lid betreffende het digitaal indienen is ingevoegd, zie Stb. 2016, 432.
HR, 12-03-2019, nr. 18/01004
ECLI:NL:HR:2019:346
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2019
- Zaaknummer
18/01004
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:346, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑03‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:49
ECLI:NL:PHR:2019:49, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑01‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:346
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv op auto onder klaagster t.z.v. verdenking van witwassen. Behandeling klaagschrift in het openbaar? Art. 552a.7 Sv bepaalt dat behandeling klaagschrift door raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Dit voorschrift is van zodanige betekenis dat - behoudens toepassing van art. 22.2 en 22.3 Sv - niet-naleving daarvan leidt tot nietigheid van onderzoek en van naar aanleiding daarvan gegeven beschikking. P-v behandeling door raadkamer houdt niet in dat behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd, terwijl ook niet blijkt dat toepassing is gegeven aan art. 22.2 en 22.3 Sv. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 18/00996 B, 18/00997 B en 18/01360 B.
Partij(en)
12 maart 2019
Strafkamer
nr. S 18/01004 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 maart 2018, nummer RK 17/007168, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer niet in het openbaar heeft plaatsgevonden.
2.2.1.
Art. 552a, zevende lid, Sv bepaalt dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Dit voorschrift is van zodanige betekenis dat– behoudens toepassing van art. 22, tweede en derde lid, Sv – de niet-naleving daarvan leidt tot nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking.
2.3.
Het middel klaagt daarover terecht.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019.
Conclusie 22‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Derdenbeslag ex art. 94a Sv op auto van klaagster. Beklag ex art. 552a Sv. Het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer houdt niet in dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden conform art. 552a lid 7 Sv, noch dat toepassing is gegeven aan art. 22 lid 2 of 3 Sv, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd en daarmee een wezenlijk voorschrift is geschonden. Het advies aan de Hoge Raad is de beschikking te vernietigen en de zaak terug te wijzen. Ten overvloede geeft de AG de Hoge Raad in overweging op grond van art. 83 RO nadere inlichtingen in te winnen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, of de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden en zo ja, of is verzuimd dit in het proces-verbaal op te nemen, nu de AG is gebleken dat deze rechtbank vaker beschikkingen uitspreekt, terwijl de processen-verbaal niet inhouden dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden. Samenhang met 18/00996 B, 18/00997 B en 18/01360 B.
Nr. 18/01004 B Zitting: 22 januari 2019 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [klaagster] |
De rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft bij beschikking van 2 maart 2018 het klaagschrift van de klaagster ex art. 552a Sv, strekkende tot opheffing van het gelegde beslag en teruggave van het in beslag genomen goed, te weten een auto, ongegrond verklaard.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/00996, 18/00997 en 18/01360. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat de behandeling in raadkamer op 2 februari 2018 niet in het openbaar heeft plaatsgevonden.
Het is juist dat het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 2 februari 2018 niet vermeldt dat die behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, zodat het ervoor gehouden moet worden dat dit niet is gebeurd. Evenmin blijkt dat door de rechtbank toepassing is gegeven aan art. 22 lid 2 en 3 Sv. Dit verzuim geeft op grond van art. 552a lid 7 Sv aanleiding tot nietigheid.1.
6. Het middel is gegrond.
7. Ambtshalve merk ik op dat mij is gebleken dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, vaker beschikkingen uitspreekt, terwijl de processen-verbaal niet inhouden dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden. Deze vier samenhangende zaken zijn daarvan een voorbeeld. Wellicht is de omstandigheid dat er mogelijk sprake is van een meer structureel probleem bij het opmaken van processen-verbaal van raadkamerzittingen, voor de Hoge Raad aanleiding om op grond van art. 83 RO over te gaan tot het inwinnen van nadere inlichtingen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, of de behandelingen in het openbaar hebben plaatsgevonden en zo ja, of dan is verzuimd dit in het proces-verbaal op te nemen. De Hoge Raad heeft dit eerder gedaan in een vergelijkbaar geval waarbij er echter in de betreffende zaak aanknopingspunten waren te vinden dat er sprake was van een omissie.2.Dergelijke aanknopingspunten heb ik in de onderhavige zaken niet kunnen vinden.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑01‑2019
Vgl. HR 4 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0207, waarin de Hoge Raad in de omstandigheid dat er voorafgaand aan de beschikking twee behandelingen in raadkamer hadden plaatsgevonden, waarvan slechts één proces-verbaal niet inhield dat deze in het openbaar had plaatsgevonden, een aanknopingspunt zag voor het inwinnen van nadere inlichtingen en het proces-verbaal naar aanleiding daarvan met verbetering van de misslag las.