Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/9.5.1:9.5.1 Algemeen
Archief
Smartengeld 1998/9.5.1
9.5.1 Algemeen
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie art. 4 Wet IB.
HR 29 juni 1983, BNB 1984, 2 m.nt. Van Dijck; VR 1985, 36, m.nt. HAB.
Dergelijke schade kan bovendien evenzeer buiten de dienstbetrekking worden geleden.
Zie art. 4, 24 en 25 Wet IB. Dat geldt ook voor de wettelijke rente.
Zie art. 3 en 4 Wet VB. Het recht op smartengeld vertoont, zolang het niet tot een uitkering is gekomen, niettemin een (on)zekere waarde die strikt genomen voor de vermogensbelasting in aanmerking dient te komen. Op praktische gronden lijkt het mij echter redelijk eerst het vastgestelde of uitgekeerde bedrag in aanmerking te nemen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade kan zowel de inkomstenbelasting als de vermogensbelasting relevant zijn.
De Wet op de inkomstenbelasting (Wet IB) gaat uit van het bronnenstelsel, waarbij wordt onderscheiden tussen verschillende concrete bronnen van inkomsten.1 In verband met het smartengeld vergen vooral het inkomen uit dienstbetrekking en het inkomen uit vermogen aandacht.
Krachtens artikel 22 Wet IB en artikel 10 Wet LB zijn uit een dienstbetrekking genoten voordelen belast. Hoewel immateriële schade soms in (enig) verband met een dienstbetrekking wordt geleden - men denke bijvoorbeeld aan arbeidsongevallen en aan ongewenste intimiteiten op de werkvloer -betekent dat nog niet dat de vergoeding van die schade moet worden aangemerkt als inkomen uit die dienstbetrekking. Zo heeft de Hoge Raad in verband met invaliditeit als gevolg van een arbeidsongeval beslist dat vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht - behoudens bijzondere omstandigheden, zoals bepaalde afspraken in de arbeidsovereenkomst - niet zozeer hun grond vinden in de dienstbetrekking, dat zij als daaruit genoten voordelen moeten worden aangemerkt.2 Dat laat zich verklaren doordat de bron van het smartengeld niet ligt in de dienstbetrekking als zodanig, maar in de geleden schade zelf.3
De gedachte dat smartengeld onbelast is heeft ertoe geleid dat ook bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten betrekkelijk veelvuldig aanzienlijke bedragen zijn toegekend onder de vlag van het smartengeld. Die praktijk is evenwel door de belastingrechter niet zonder meer aanvaard. Zij zal hierna afzonderlijk enige aandacht krijgen.
Wordt uit het recht op smartengeld opnieuw inkomen genoten, dan wordt dat inkomen wel belast,4 omdat dat het vermogen als bron heeft. Ook komt het smartengeld dat zich in het vermogen van de ontvanger bevindt in aanmerking voor vermogensbelasting.5