Rb. Rotterdam, 23-08-2017, nr. C/10/498246 / HA ZA 16-316
ECLI:NL:RBROT:2017:6926
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
23-08-2017
- Zaaknummer
C/10/498246 / HA ZA 16-316
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:6926, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 23‑08‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:577, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 162 Burgerlijk Wetboek Boek 6; art. 171 Burgerlijk Wetboek Boek 6; Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten
- Vindplaatsen
AR 2017/4679
JA 2017/144
Uitspraak 23‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Aannemer heeft opdracht gekregen voor oeverreconstructie. Bij het inbrengen van de damwanden door Aannemer zijn kabels beschadigd. Aannemer stelt Stedin uit onrechtmatige daad aansprakelijk voor het verstrekken van onjuiste informatie omtrent de ligging van haar kabels. Wet van 7 februari 2008, houdende regels voor de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (WION). Artt. 2, 8, 10, 11. Besluit van 12 juni 2008, houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (BION). Art. 5. “Richtlijn zorgvuldig graafproces” publicatie 250 (CROW 250). Onrechtmatigheid. Artt. 6:162 en 171 BW. Causaal verband.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/498246 / HA ZA 16-316
Vonnis van 23 augustus 2017
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
COMBINATIE BG-VBA V.O.F.,
gevestigd te Genemuiden,
en haar vennoten:
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEENS GROEP B.V.,
gevestigd te Genemuiden,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] ,
gevestigd te Velddriel,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.P.J. Elshof te Delft.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk de Aannemer genoemd worden. Gedaagde zal hierna Stedin genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 29 februari 2016 met producties
- -
het herstelexploot van 18 maart 2016
- -
de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van (voorwaardelijke)
eis in reconventie met producties
- de brief van 20 juli 2016 waarin de rechtbank partijen oproept voor een comparitie van
partijen
- -
de zittingsagenda van 13 september 2016
- -
de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende incidentele conclusie tot
oproeping in vrijwaring met producties
- -
het faxbericht van 3 oktober 2016 zijdens Stedin
- -
het vonnis in incident van 21 december 2016
- -
de akte wijziging eis van de Aannemer
- -
het proces-verbaal van comparitie van 16 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In 2012 is de Aannemer in opdracht van de Provincie Zuid Holland gestart met een oeverreconstructie van het Rijn-Schiekanaal. Alvorens deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren, diende de Aannemer damwandplanken in te brengen op - onder meer - locaties te Rijswijk en Delft. Bij deze voorbereidingswerkzaamheden heeft de Aannemer Syntax InfraMediairs B.V. (hierna: Syntax) opdracht gegeven om ter plaatse mogelijk aanwezige kabels en leidingen te lokaliseren.
2.2.
Op 1 februari 2012 heeft Syntax voor de locatie Rijswijk bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst) een graafmelding (ook wel KLIC-melding genoemd) gedaan in de zin van artikel 8 van de Wet van 7 februari 2008, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (WION). Naar aanleiding daarvan heeft Stedin informatie verstrekt in de zin van artikel 10 WION omtrent de ligging van een LS kabel van Stedin in het gebied. De daadwerkelijke ligging van de kabel week af van de door Stedin verstrekte informatie.
2.3.
Op 14 februari 2012 heeft Syntax voor de locatie Delft bij de Dienst een graafmelding gedaan. Ook naar aanleiding daarvan heeft Stedin informatie verstrekt omtrent de ligging van twee LS kabels van Stedin in het gebied.
2.4.
Op 29 februari 2012 heeft een vooroverleg plaatsgevonden met Stedin, waarbij ook de principaal van het werk, de provincie Zuid Holland, aanwezig was.
2.5.
Op 30 maart 2012 heeft de provincie Zuid Holland aan Stedin geschreven dat de huidige ligging van de kabels in Delft onvoldoende mate aantoonbaar is, waardoor het noodzakelijk is dat de kabels van Stedin moeten worden verlegd. Bij deze brief heeft de provincie Zuid Holland voorts de aan Stedin verleende ontheffingen voor de bestaande tracés ingetrokken en heeft de provincie Zuid Holland Stedin verzocht haar kabels voor 1 juli 2012 uit de conflicterende gebieden te verwijderen. Stedin heeft haar kabels niet verwijderd.
2.6.
Ten aanzien van de locatie Delft (locatie 8.8) heeft tussen (de heer [werknemer Stedin] van) Stedin en ( [werknemer Syntax] van) Syntax verder de hiernavolgende e-mailwisseling plaatsgevonden.
2.7.
Bij e-mail van 29 juni 2012 heeft Stedin - voor zover relevant - aan Syntax geschreven:
“Ik ga een calculatie uitzetten bij [persoon] , hij zal een bindende opdracht inleggen voor onderzoek. (...) 8.8 Dit zijn de aansluitkabels van de hefbrug, deze kunnen niet worden verlaten. Kabel intrede, en uittrede punt opzoeken. Indien niet te vinden dan uitpeilen. Indien dit geen oplossing is dan nieuwe boring maken.”
2.8.
Bij e-mail van 3 juli 2012 heeft Syntax - voor zover relevant - aan Stedin geschreven:
“N.a.v. jouw e-mail hebben we de volgende vragen: (...)
Planning voor de actie bij 8.8.”
2.9.
Bij e-mail van 4 juli 2012 heeft Stedin - voor zover relevant - aan Syntax geschreven:
“Even een antwoordt op jouw mail, en een VTA 8-9 Flemminglaan – Haagweg:
Werkzaamheden zijn inzichtelijk voor Stedin, uitvoering staat vooralsnog gepland voor week 30.
Opdrachtaanvraag gaat naar K&A.
Dit is de huidige stand van zaken.”
2.10.
Op 20 juli 2012 heeft overleg met Stedin plaatsgevonden over voor te bereiden “inmeet- en knipacties”.
2.11.
Bij e-mail van 25 juli 2012 heeft de provincie Zuid Holland - voor zover relevant - aan Stedin geschreven:
“Ik de voicemail van gisteren gehoord waarin jij aangeeft dat de uitvoering van de meetwerkzaamheden op locatie 8 en 9 definitief door Joulz zullen worden uitgevoerd. Bedankt daarvoor. (...) Als tweede punt de vraag of jij de info over diameter en materiaal van de leidingen nog door wil geven van locatie 8 en 9.”
2.12.
Op 6 augustus 2012 heeft de Aannemer geprobeerd om de kabels te lokaliseren op de locatie Delft. Omdat de kabels onder water lagen, heeft hij dit moeten staken.
2.13.
Op enig moment daarna heeft CityTec B.V. (hierna: CityTec), althans Inspectation B.V. (hierna: Inspectation), gemeten waar de OV kabel van de gemeente Delft lag. CityTec is de beheerder van de OV kabel van de gemeente Delft. De (LS) kabels van Stedin lagen in dezelfde mantelbuis als deze OV kabel. Uitgaande van de door CityTec verstrekte informatie over de ligging van de (OV en) LS kabels is de Aannemer aangevangen met zijn werkzaamheden. Deze informatie bleek onjuist.
2.14.
Bij het inbrengen van de damwanden door de Aannemer medio augustus en op 10 september 2012 zijn de LS kabels op de locaties Delft respectievelijk Rijswijk beschadigd.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
De Aannemer vordert na wijziging van eis - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
voor recht te verklaren dat Stedin onrechtmatig heeft gehandeld door onjuiste, althans onvolledige, althans onbegrijpelijke informatie te verstrekken met betrekking tot de ligging van haar kabels in, althans nabij het werkgebied van de Aannemer;
- 2.
Stedin te veroordelen om aan de Aannemer te voldoen een voorschot op de door hem geleden schade, voorlopig begroot op een bedrag van € 68.286,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve schadedata, en de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.457,86, kosten rechtens.
De Aannemer legt daaraan een onrechtmatige daad (6:162 BW) van Stedin, althans (6:171 BW) CityTec wat de locatie Delft betreft, ten grondslag, voor wie Stedin in de ogen van de Aannemer aansprakelijk is.
3.2.
Stedin concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de Aannemer bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten en de rente daarover. Stedin betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, betwist dat sprake is van causaal verband, betwist dat zij voor gedragingen van CityTec aansprakelijk is en betwist de hoogte van de schade. Volgens Stedin heeft de Aannemer zijn onderzoeksplicht geschonden. Subsidiair doet Stedin een beroep op verrekening.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (gedeeltelijk voorwaardelijke) reconventie
3.4.
Stedin vordert samengevat - hoofdelijke veroordeling van de Aannemer bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 160.519,88, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2016, met veroordeling van de Aannemer in de proceskosten en de rente daarover.
Stedin legt daaraan een onrechtmatige daad van de Aannemer ten grondslag ten aanzien van de locatie te Delft.
3.5.
De Aannemer concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Stedin bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.
De Aannemer betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en betwist de hoogte van de schade.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
Kern van het geschil is de vraag of Stedin aansprakelijk is voor schade die de Aannemer heeft geleden in verband met de beschadiging van de kabels op de locaties Rijswijk en Delft.
4.2.
Volgens de Aannemer is dat het geval, omdat Stedin - althans CityTec wat de locatie Delft betreft - onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot de ligging (x, y, z-coördinaten) van haar ondergrondse kabels en leidingen. Stedin heeft daarmee in strijd gehandeld met een wettelijke plicht en/of met (ongeschreven) zorgvuldigheidsnormen, hetgeen onrechtmatig is jegens de Aannemer.
4.3.
Ten aanzien van de locatie Rijswijk voert Stedin aan dat het erop lijkt dat zij inderdaad onjuiste informatie heeft verstrekt omtrent de ligging van de kabel. Stedin betwist echter dat zij aansprakelijk is voor schade. Volgens Stedin heeft de Aannemer haar onderzoeksplicht om kabels en leidingen positief te lokaliseren geschonden. Dit brengt tevens mee dat geen sprake is van causaal verband tussen de door de Aannemer gevorderde beweerdelijk geleden schade en mogelijk onjuiste informatievoorziening door Stedin. Als de Aannemer had voldaan aan zijn lokaliseringsplicht, was de kabel immers niet geraakt en was de beweerdelijke schade niet ontstaan.
4.4.
Ten aanzien van de locatie Delft betwist Stedin dat de door haar verstrekte informatie onjuist is en betwist zij dat zij aansprakelijk is voor schade van de Aannemer. Volgens Stedin was de aanwijzing van CityTec, althans Inspectation, die in opdracht van CityTec de kabel heeft aangewezen, kennelijk onjuist en was Stedin daarbij niet betrokken.
Daarnaast geldt dat, zelfs al zou Stedin onjuiste informatie hebben verstrekt, dit de onderzoeksplicht van de Aannemer om kabels en leidingen positief te lokaliseren onverlet laat, aldus Stedin.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (6:162 BW). Derhalve dient vast komen te staan dat Stedin jegens de Aannemer onrechtmatig heeft gehandeld of nalatig is geweest, dat haar daarvan een verwijt kan worden gemaakt en dat dit handelen dan wel nalaten de schade heeft veroorzaakt.
Rijswijk
4.6.
De verplichting van de beheerder, hier Stedin, om bij graafwerkzaamheden informatie te verstrekken over de ligging van haar kabels in een bepaald gebied, is geregeld in artikel 10 WION. Op grond van dit artikel dient Stedin onverwijld doch uiterlijk binnen één werkdag na verzending van een graafbericht - onder meer - aan de Dienst te verstrekken de informatie waarover zij beschikt omtrent de (horizontale) liggingsgegevens van haar in het betreffende gebied aanwezige kabels. De Dienst verstrekt deze informatie op zijn beurt weer aan de grondroerder (artikel 11 WION). Niet in geschil is dat Stedin de informatie heeft verstrekt waarover zij beschikte (en dat de Dienst deze informatie heeft verstrekt aan de Aannemer). Stedin heeft daarmee voldaan aan haar uit artikel 10 WION voortvloeiende verplichting.
4.7.
Dat bij het inbrengen van de damwanden is gebleken dat de door Stedin verstrekte informatie niet overeenkwam met de werkelijke ligging van de kabel, maakt niet dat Stedin daarmee haar informatieplicht van artikel 10 WION heeft geschonden of in strijd heeft gehandeld met (ongeschreven) zorgvuldigheidsnormen. De informatie dateerde uit 2004. Het is een feit van algemene bekendheid dat de precieze ligging van kabels in de loop der tijd als gevolg van allerlei omstandigheden kan veranderen. Anders dan de Aannemer stelt met een verwijzing naar artikel 5 van het Besluit van 12 juni 2008, houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (BION), levert een afwijking van meer dan een meter ten opzichte van de theoretische ligging van de kabel, niet zonder meer een onrechtmatige daad op van Stedin jegens de Aannemer. Zolang liggingsgegevens niet zijn bijgewerkt, loopt de beheerder wel risico dat hij aansprakelijk is voor schade die voortkomt uit fouten die zijn veroorzaakt door onjuiste liggingsgegevens. Er moet dan echter, naast het handelen in strijd met een wettelijke plicht of zorgvuldigheidsnorm, ook zijn voldaan aan alle overige vereisten van artikel 6:162 BW. Daargelaten de vraag of een beheerder in strijd handelt met een wettelijke plicht als hij slechts beschikt over informatie uit 2004 (omdat na die tijd zich kennelijk geen gelegenheid heeft voorgedaan, zoals graafwerkzaamheden, om de liggingsgegevens bij te werken), wordt niet snel aangenomen dat aan de overige vereisten van artikel 6:162 BW is voldaan, ook in het onderhavige geval niet. De causaliteit tussen de verstrekte informatie en eventuele schade van de Aannemer ontbreekt immers, gelet op de resultaatsverbintenis van de grondroerder om kabels positief te lokaliseren, waarover hierna onder r.o. 4.8. meer.
4.8.
Voor zover de Aannemer nog heeft willen betogen dat Stedin niet zelf de exacte ligging van haar kabel heeft gelokaliseerd, dan wel dat Stedin de Aannemer daarin geen assistentie heeft verleend, en dit nalaten jegens de Aannemer onrechtmatig is, geldt het volgende. Positief lokaliseren van kabels is een resultaatsverbintenis van de grondroerder, die voortvloeit uit artikel 2 WION. Op grond van dit artikel dient de grondroerder de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze te verrichten, hetgeen, naast het doen van een graafmelding, - onder meer - inhoudt dat onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie. Uit de memorie van toelichting op dit artikel volgt dat dit onderzoek, afhankelijk van de situatie ter plaatse, meer of minder uitgebreid kan zijn. Juist wanneer de verstrekte beschikbare informatie van de beheerder innerlijk tegenstrijdig is, zoals in het onderhavige geval (de kabel had volgens het kadaster een andere ligging dan volgens de “as built tekening”), was uitgebreid onderzoek naar de precieze ligging van de kabel geboden ter voorkoming van schade aan de kabel of daaruit voortvloeiende eigen schade van de Aannemer. Wel is het zo dat daarbij van Stedin, vanwege die tegenstrijdigheid en vanwege de ligging van de kabel, die visueel niet kon worden vastgesteld omdat de kabel in het water lag op een diepte van negen meter, een actieve houding mocht worden verwacht. Op grond van de “Richtlijn zorgvuldig graafproces” publicatie 250 (hierna: CROW 250) wordt in dat geval vooraf met de beheerder overlegd volgens welke methode de ligging wordt vastgesteld. Bijvoorbeeld kan met de beheerder worden afgesproken dat een gespecialiseerd bedrijf wordt ingeschakeld dat met elektronische hulpmiddelen de exacte ligging vast stelt en kan worden afgestemd wie de kosten daarvan draagt. Volgens eigen stelling van de Aannemer heeft Stedin ook aangekondigd dat zij de locatie van de kabel zelf zou lokaliseren, maar heeft de Aannemer, zoals gebleken ter zitting, dit niet afgewacht en Stedin dienaangaande ook niet gerappelleerd. Gesteld noch gebleken is dat de Aannemer zelf onderzoek heeft verricht. In plaats daarvan is de Aannemer, zoals hij ter zitting heeft verklaard, in overleg met zijn opdrachtgever, de provincie Zuid Holland, uitgegaan van de theoretische ligging van de kabel (in combinatie met het aanbrengen van een overkluizing), “omdat de planning in gedrang kwam”. Dit kan Stedin niet worden tegengeworpen.
Delft
4.9.
Ook hier geldt de plicht van Stedin tot informatievoorziening in de zin van artikel 10 WION en de plicht van de Aannemer om kabels positief te lokaliseren op grond van artikel 2 WION.
4.10.
Wat de informatieplicht van Stedin betreft, geldt dat zij daaraan heeft voldaan door zowel informatie over de horizontale ligging van de kabels te verstrekken als over de diepte ligging. Volgens deze informatie zouden de LS kabels van Stedin in dezelfde mantelbuis liggen als de OV kabel van de gemeente Delft. Bovendien is ter zitting als niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken vast komen te staan dat achteraf (uit meetonderzoek door TerraCarta B.V. in juli 2014 is gebleken dat) de door Stedin verstrekte informatie over haar LS kabels, op een geringe afwijking na, klopte met de exacte ligging ten tijde van de onderhavige graafwerkzaamheden. Van onrechtmatig handelen of nalaten van Stedin, in de zin dat zij haar informatieplicht zou hebben geschonden of in strijd heeft gehandeld met (ongeschreven) zorgvuldigheidsnormen, is geen sprake.
4.11.
Ten aanzien van de toerekenbaarheid van een mogelijke fout van CityTec - althans haar onderaannemer Inspectation - aan Stedin oordeelt de rechtbank als volgt. De Aannemer heeft ter zitting erkend dat het de gemeente Delft was die opdracht heeft verstrekt aan CityTec om de OV kabel te lokaliseren en dat CityTec Inspectation daarvoor heeft ingeschakeld. CityTec of Inspectation zijn dus geen niet-ondergeschikten die in opdracht van Stedin werkzaamheden ter uitoefening van haar bedrijf hebben verricht in de zin van artikel 6:171 BW. Dat mogelijk CityTec foute informatie over de ligging van de OV kabel aan de Aannemer heeft verstrekt, kan dan ook niet aan Stedin worden toegerekend.
4.12.
Ter zitting heeft de Aannemer nog betoogd dat Stedin “de door Inspectation verstrekte informatie stilzwijgend heeft goedgekeurd, terwijl zij wist dat er problemen waren om de kabels te lokaliseren”. Zelfs als dit vast zou komen te staan, dan valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom dit tot een onrechtmatige daad van Stedin moet leiden. De Aannemer heeft in zoverre niet voldaan aan zijn stelplicht. De rechtbank passeert dan ook het in dit verband gedane bewijsaanbod van de Aannemer.
4.13.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van de Aannemer zowel ten aanzien van de locatie Rijswijk als de locatie Delft zal worden afgewezen. Aan het (subsidiaire) beroep van Stedin op verrekening wordt niet toegekomen.
4.14.
De Aannemer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stedin worden begroot op:
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.717,00
in (gedeeltelijk voorwaardelijke) reconventie
4.15.
De vordering van Stedin ziet alleen op de locatie Delft. Stedin heeft deze vordering gedeeltelijk voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval het beroep op verrekening in conventie geheel of gedeeltelijk niet wordt gehonoreerd, dan wel de vordering van de Aannemer in conventie (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Aan deze voorwaarde is voldaan. De vordering van de Aannemer in conventie wordt immers afgewezen.
4.16.
Kern van het geschil is de vraag of de Aannemer aansprakelijk is voor schade van Stedin, bestaande uit herstelkosten en kosten voor noodstroomvoorziening.
4.17.
Volgens Stedin is dat het geval, omdat de Aannemer de schade heeft toegebracht.
4.18.
De Aannemer betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade. Volgens de Aannemer heeft hij zorgvuldig onderzoek verricht naar de precieze ligging van de kabels op de graaflocatie. Hij voert daartoe het volgende aan.
Omdat de kabels “in den natte” lagen, konden geen proefsleuven worden gegraven. Volgens de CROW 250 was de Aannemer daartoe in dat geval ook niet verplicht. De kabels konden alleen worden gelokaliseerd door twee alternatieve methodes, te weten met een spuitlans of met gebruik van geavanceerde en kostbare kabeldetectieapparatuur. De Aannemer heeft geprobeerd om de kabels te lokaliseren met een spuitlans. Dit bleek niet mogelijk en de Aannemer heeft dat Stedin ook te kennen gegeven. Omdat Stedin actief betrokken was bij het lokaliseren van de kabels en Joulz (de aannemer die in dergelijke situaties assistentie verleent) op het werk aanwezig was en de kabeldetectie overliet aan CityTec, was de Aannemer (destijds) in de veronderstelling dat CityTec in opdracht van Stedin werkte.
4.19.
De rechtbank oordeelt als volgt. Stedin spreekt de Aannemer aan uit hoofde van onrechtmatige daad (6:162 BW). Derhalve dient vast komen te staan dat de Aannemer jegens Stedin onrechtmatig heeft gehandeld of nalatig is geweest, dat hem daarvan een verwijt gemaakt kan worden en dat dit handelen dan wel nalaten de schade heeft veroorzaakt.
4.20.
Dat de Aannemer bij zijn graafwerkzaamheden schade heeft toegebracht aan de kabels van Stedin staat vast. De Aannemer heeft hiermee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van Stedin, hetgeen in beginsel onrechtmatig is jegens Stedin. De Aannemer is hiervoor eerst aansprakelijk, als deze onrechtmatige daad hem ook kan worden toegerekend (en aan de andere vereisten van artikel 6:162 BW is voldaan). Toerekening van de daad aan de dader vindt plaats wanneer deze te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
4.21.
De Aannemer heeft een graafmelding gedaan, heeft informatie ontvangen van Stedin en heeft contact opgenomen met Stedin, toen bleek dat de door Stedin opgegeven informatie niet eenduidig was.
Ter zitting is komen vast te staan dat het niet mogelijk was om de kabels van Stedin met een spuitlans te lokaliseren. Zoals reeds in conventie is geoordeeld, mag in dat geval van Stedin een actieve houding worden verwacht bij het onderzoek naar de precieze ligging van haar kabels. Uit de CROW 250 volgt dat in een dergelijke situatie, voorafgaande aan de graafwerkzaamheden, tussen Stedin en de Aannemer overleg moet plaatsvinden en dat Stedin daarin instructies dient te geven volgens welke methode de ligging van haar kabels moet worden vastgesteld. In dat overleg moet ook worden afgesproken wie de kosten draagt van het onderzoek.
Uit de onder 2.7. tot en met 2.11. geciteerde e-mailwisseling tussen Syntax (namens de Aannemer) en Stedin en het verhandelde ter zitting, blijkt dat dit overleg ook heeft plaatsgevonden. Immers heeft Stedin Syntax op 29 juni 2012 laten weten dat zij ten aanzien van de locatie Delft “een calculatie gaat uitzetten bij [persoon] ”. [persoon] is een medewerker van Stedin. Op 3 juli 2012 heeft Syntax Stedin gevraagd naar de planning. In antwoord daarop heeft Stedin op 4 juli 2012 aan Syntax laten weten dat de werkzaamheden voor haar inzichtelijk zijn en dat de uitvoering staat gepland voor week 30. Op 20 juli 2012 heeft vervolgens overleg met Stedin plaatsgevonden over voor te bereiden “inmeet- en knipacties”. Eerder (op 30 maart 2012) had de provincie Zuid Holland aan Stedin geschreven dat de huidige ligging van de kabels in Delft onvoldoende mate aantoonbaar was, waardoor het noodzakelijk was dat de kabels van Stedin moesten worden verlegd en had de provincie Zuid Holland Stedin verzocht haar kabels voor 1 juli 2012 uit de conflicterende gebieden te verwijderen. In een e-mail van 25 juli 2012 heeft de provincie Zuid Holland aan Stedin geschreven dat zij van Stedin heeft gehoord dat de uitvoering van de meetwerkzaamheden definitief door Joulz zal worden gedaan. Anders dan Stedin aanvoert, volgt hieruit dat de Aannemer aan zijn zorgplicht had voldaan en “dat Stedin aan zet was”.
Vast staat dat reeds bij de graafmelding bekend was dat de LS kabels in een gecombineerd tracé lagen met de OV kabel van de gemeente Delft. Ook Stedin heeft dit aan de Aannemer gemeld. CityTec is ingeschakeld door de gemeente Delft om deze OV kabel te traceren. CityTec heeft op haar beurt Inspectation ingeschakeld, een - naar niet in geschil is - deskundig bureau van goede naam en faam. Zelfs als CityTec noch met Joulz, noch met Stedin heeft overlegd, zoals Stedin ter zitting heeft aangevoerd, mocht de Aannemer er vanuit gaan dat CityTec met de OV kabel vanzelf ook de kabels van Stedin zou lokaliseren en dat Stedin daarmee akkoord zou zijn. Ter zitting is immers ook vast komen te staan dat Joulz door Stedin wordt ingeschakeld voor diensten en dat Joulz rond 15 augustus 2012 voortdurend in de nabijheid was van de werklocatie en zich actief heeft bemoeid met beslissingen over het lokaliseren van de kabels. In 2012 waren Stedin en Eneco zusterbedrijven. CityTec is een dochterbedrijf van Eneco dat zich bezighoudt bezig met openbare verlichting (vaak in opdracht van gemeenten). Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en omstandigheden van dit specifieke geval, mocht de Aannemer dan ook afgaan op de resultaten van het door Inspectation uitgevoerde onderzoek en de inschatting maken dat het verantwoord was om met de graafwerkzaamheden aan te vangen. Dat de informatie van Inspectation onjuist bleek, kan de Aannemer niet worden toegerekend. Hem treft geen verwijt.
4.22.
Slotsom is dat de vordering zal worden afgewezen.
4.23.
Stedin zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Aannemer worden begroot op € 894,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt de Aannemer in de proceskosten, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 3.717,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af,
5.5.
veroordeelt Stedin in de proceskosten, aan de zijde van de Aannemer tot op heden begroot op € 894,00,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2017.
615/32