Einde inhoudsopgave
Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2022
Artikel 13 – Indienen stukken, geven zienswijze en indienen schriftelijke uiteenzetting
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2022, Stcrt. 2022, 3694 (uitgifte: 25-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2022, Stcrt. 2022, 3694 (uitgifte: 25-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Procesorde
1.
Uiterlijk nadat eventuele verzuimen in het beroepschrift zijn hersteld en het eventueel verschuldigd geworden griffierecht is voldaan, zendt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van het beroepschrift en het geschrift dat de gronden bevat aan de andere partij en biedt hij deze de gelegenheid binnen zes weken een verweerschrift in te dienen. Bij zaken in hoger beroep wordt daarbij gewezen op de mogelijkheid binnen dezelfde termijn incidenteel hoger beroep in te stellen.
2.
Toezending blijft achterwege, indien aanstonds blijkt dat het beroepschrift moet worden doorgezonden aan het bevoegde bestuursorgaan of de bevoegde bestuursrechter.
3.
De griffier zorgt ervoor dat een partij binnen een termijn van twee weken de beschikking krijgt over stukken die de wederpartij heeft ingediend. Deze termijn geldt niet voor zeer omvangrijke of moeilijk te vermenigvuldigen stukken. Indien de partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de toezending van stukken waarvan de partijen eerder hebben kunnen kennisnemen achterwege blijven.
4.
De griffier stelt de indiener van het hogerberoepschrift in de gelegenheid binnen een termijn van zes weken een zienswijze omtrent het incidentele hoger beroep naar voren te brengen.
5.
Het gerechtshof kan de indiener van het beroepschrift op diens verzoek of uit eigen beweging in de gelegenheid stellen binnen een termijn van vier weken te reageren op het verweerschrift door middel van een conclusie van repliek. De andere partij krijgt bij de toezending van de conclusie van repliek een termijn van vier weken om een conclusie van dupliek in te dienen.
6.
Indien een partij nadere stukken indient, zendt de griffier zo spoedig mogelijk na de ontvangst afschriften daarvan aan de andere partij.
7.
Het gerechtshof kan de partij die gegevens en bescheiden heeft ingediend verzoeken binnen twee weken aan te geven voor welke stelling deze gegevens of bescheiden van belang zijn en/of welke onderdelen daartoe van belang zijn.
8.
Indien de partij niet reageert op een verzoek als bedoeld in het zevende lid, kan het gerechtshof de gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten. Het gerechtshof beslist hierover uiterlijk in de uitspraak.
9.
Originele stukken en voorwerpen die niet geschikt zijn om digitaal in te dienen, kunnen door partijen op een door het gerechtshof meegedeelde wijze bij de griffie van het gerechtshof worden gedeponeerd.