Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 33fa
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
09-12-2016, Stb. 2016, 501 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2016, Stb. 2016, 503 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
In afwijking van artikel 33b, tweede lid, wordt ten aanzien van aanspraak op vakantie-uren die vóór 1 januari 2016 is ontstaan geen onderscheid gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren; deze aanspraak vervalt op 1 januari 2021.
2.
Onverminderd artikel 33d, eerste lid, kan het in dat artikellid bedoelde gezag op verzoek van de rechterlijk ambtenaar eenmaal per kalenderjaar zijn aanspraak op vakantie-uren die vóór 1 januari 2016 is ontstaan, met ten hoogste 22 vakantie-uren per kalenderjaar verlagen. Deze verlaging wordt vermenigvuldigd met de voor de rechterlijk ambtenaar geldende arbeidsduurfactor.
3.
Op een verzoek als bedoeld in het tweede lid beslist het gezag niet dan nadat hij hierover advies heeft ingewonnen bij de functionele autoriteit.
4.
Bij toepassing van het tweede lid is artikel 33d, derde lid, van overeenkomstige toepassing.