Hof 's-Hertogenbosch, 21-01-2009, nr. HV 200.016.535-01
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH0713
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-01-2009
- Zaaknummer
HV 200.016.535-01
- LJN
BH0713
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH0713, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑01‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 358a Faillissementswet
Uitspraak 21‑01‑2009
Inhoudsindicatie
358a FW Ontneming “schone lei”
Partij(en)
JN
21 januari 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.016.535/01
Zaaknummer eerste aanleg 05/93 R
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna: [X.],
advocaat: mevrouw mr. R. Lessy.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
- 15.
oktober 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2008, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en alsnog over te gaan tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling met verlening van de schone lei, dan wel de schuldsaneringsregeling te verlengen voor een bepaalde duur.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
[X.], bijgestaan door zijn advocaat mr. Lessy.
- -
de voormalig bewindvoerder mr. F.F.A. Smetsers, hierna: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
de producties, behorend bij het beroepschrift;
- -
het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg op 17 september 2008;
- -
de op 29 oktober 2008 bij het hof ingekomen stukken van de bewindvoerder, waaronder het eindverslag van 2 februari 2008;
- -
de brieven van mr. Lessy van 6 november 2008 en 29 december 2008 met bijlagen;
- -
de ter zitting van het hof overgelegde brief van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris van 20 mei 2008 met bijlagen, waarvan de inhoud [X.] en mr. Lessy bekend is.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1.
Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 januari 2005 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij vonnis van 26 februari 2008 is bepaald dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van [X.] eindigden op 28 januari 2008 waarbij hem de schone lei is verleend. Op 28 augustus 2008 is de schuldsaneringsregeling van rechtswege geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
4.2.1.
Naar aanleiding van een brief (voordracht) van de (waarnemend) rechter-commissaris van 29 augustus 2008, strekkende tot ontneming van de schone lei, heeft de rechtbank bij vonnis van 15 oktober 2008 (het vonnis waarvan beroep) op de voet van artikel 358a Faillissements-wet (Fw) bepaald dat artikel 358 lid 1 Fw geheel buiten toepassing blijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat [X.] zijn informatie- en afdrachtverplichting niet was nagekomen en zijn schuldeisers heeft benadeeld, en dat [X.] bovendien gedurende de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld heeft laten ontstaan; dit alles heeft de rechtbank tot het oordeel gebracht, dat de op 26 februari 2008 aan [X.] verleende schone lei hem diende te worden ontnomen. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.
4.2.2.
Ten aanzien van de nieuwe schuld en de benadeling van de schuldeiseres heeft de rechtbank meer in het bijzonder overwogen –samengevat weergegeven- dat er gedurende de periode van de schuldsaneringsregeling een omvangrijke nieuwe schuld van [X.] bij zijn werkgever is ontstaan. Deze schuld bestaat uit een verstrekt voorschot van € 1.400,- op het salaris van [X.] ter dekking van de borg voor zijn huur en voorts uit huurbetalingen ten bedrage van € 23.000,- die de werkgever (met wie [X.] daarover zonder de bewindvoerder correct te informeren afspraken heeft gemaakt) ten behoeve van [X.] rechtstreeks aan de verhuurder heeft gedaan. Daarnaast werd een deel van het salaris op de rekening van een dochter van [X.] gestort. [X.] betaalde daarvan zijn rekeningen. [X.] heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd over het via die wegen werkelijk door hem ontvangen salaris en inkomen en evenmin over de afspraak met de werkgever over de huurbetalingen.
4.3.1.
In zijn beroepschrift heeft [X.] het navolgende -samengevat- aangevoerd:
[X.] is zijn informatieverplichting grotendeels nagekomen, in ieder geval gedurende 2 jaar en 3 maanden tot het moment waarop hij bij de laatste werkgever in dienst trad. [X.] heeft onder druk van de werkgever een leningsovereenkomst getekend, maar het bedrag van € 36.396,14 dat daarin wordt genoemd is onjuist. De huurbetalingen van totaal € 23.000,- die door de werkgever zijn gedaan moeten als inkomen uit arbeid worden beschouwd. Het bedrag van € 6.000,- betreft de overname van [X.] bij indiensttreding bij deze werkgever, dit is een schuld van de werkgever jegens de ex-werkgever van [X.] en niet een schuld van [X.] zelf. In zijn beroepschrift voert [X.] aan dat een deel van zijn salaris buiten hem om op de rekening van zijn dochter werd gestort, doch ter zitting van het hof heeft hij verklaard er wel mee bekend te zijn geweest dat dit zo met de werkgever was geregeld.
4.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.4.1.
Artikel 358a lid 1 Fw bepaalt dat indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350, derde lid, onder e Fw, de rechter op verzoek van iedere belanghebbende kan bepalen dat artikel 358 lid 1 Fw verder geen toepassing vindt.
4.4.2.
Allereerst dient het hof te beoordelen of de door de (waarnemend) rechter-commissaris aan de rechtbank gezonden voordracht van 29 augustus 2008 aangemerkt moet worden als een ‘verzoek van een belanghebbende’ in de zin van artikel 358a Fw. Het hof is van oordeel dat daarvan sprake is. Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder desgevraagd verklaard dat hij indertijd, nadat de schuldsaneringsperiode was geëindigd en aan [X.] de schone lei was verleend, door een incassobureau was benaderd met een melding namens een opdrachtgeefster (de ten processe bedoelde werkgever van [X.] met wie [X.] de litigieuze afspraken had gemaakt), dat deze werkgever een aanzienlijke vordering op [X.] had, ontstaan gedurende de schuldsaneringsregeling, welke de herkomst van die vordering was en -zakelijk weergegeven- dat stappen werden ondernomen ter invordering. Naar aanleiding daarvan heeft de bewindvoerder zich schriftelijk tot de rechtbank gewend (brief van 20 mei 2008, waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar artikel 358a Fw) en heeft hij overleg gehad met de rechter-commissaris. Beiden waren op grond van de hen bekende nieuwe gegevens van mening dat [X.] de schuldeisers had benadeeld en dat [X.] alsnog de schone lei diende te worden ontnomen. In goed overleg tussen de bewindvoerder en de rechter-commissaris is toen ten behoeve van alle crediteuren de brief van
- 29.
augustus 2008 tot stand gekomen. Deze brief moet derhalve worden verstaan als een verzoek van c.q. namens (een) belanghebbende(n) in de zin van artikel 385a lid 1 Fw.
4.4.3.
Inhoudelijk is het hof van oordeel dat [X.] inderdaad getracht heeft de schuldeisers te benadelen. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking:
Ter zitting van het hof heeft [X.] erkend dat hij een groot deel van zijn inkomen buiten de boedel heeft gehouden en de bewindvoerder in zijn schuldsaneringsregeling daarover niet, in ieder geval niet correct en niet volledig, heeft geïnformeerd. Voorts heeft [X.] verklaard dat hij de bewindvoerder wel had meegedeeld dat zijn werkgever de huur zou gaan betalen, maar nièt dat de huur € 1.400,- per maand bedroeg, welk bedrag [X.] zelf als inkomen beschouwde. De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof bestreden dat [X.] hem de hoogte van die huur geeft gemeld. Voorts heeft de bewindvoerder verklaard er niet van op de hoogte te zijn (gesteld) dat [X.] die huur als inkomen beschouwde. Volgens de bewindvoerder zou hij, bewindvoerder, indien hem die hoge huur bekend was geweest, daar in ieder geval nimmer mee hebben ingestemd.
Daarnaast stelt het hof vast dat de door [X.] overgelegde arbeidsovereenkomst een salaris vermeldt van € 1.300,80 bruto per maand, terwijl [X.] er zelf, in zijn brief aan de werkgever van 10 april 2008, melding van maakt dat hij in werkelijkheid een salaris heeft van € 500,- netto per week te vermeerderen met
€ 1.158,25 netto per maand.
Het vorenstaande tezamen met het feit dat een deel van het salaris van [X.] buiten medeweten van de bewindvoerder en buiten de bewindvoerder om via de rekening van zijn dochter werd voldaan en [X.] daarvan zoals hij zelf naar voren heeft gebracht zijn “rekeningen betaalde”, brengt het hof tot het oordeel dat [X.] een aanzienlijk deel van zijn inkomen buiten de boedel heeft gehouden. De conclusie kan geen andere zijn dan dat [X.] getracht heeft de schuldeisers te benadelen als bedoeld in artikel 350 lid 3 sub e Fw, zodat is voldaan aan de maatsstaf als bedoeld in artikel 358a lid 1 Fw, zoals hierboven omschreven.
4.4.4.
Het vorenstaande brengt mee dat de rechtbank bij vonnis waarvan beroep terecht heeft bepaald dat artikel 358 lid 1 Fw geheel buiten toepassing blijft. Het meer of anders door [X.] aangevoerde kan niet tot een andere beslissing leiden. Zijn subsidiaire verzoek tot verlenging van de schuldsaneringsregeling is niet gebaseerd op de wet en is derhalve niet toewijsbaar.
4.5.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2008;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Klerk-Leenen, Kranenburg en Pouw en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.