Rb. Rotterdam, 15-02-2017, nr. C/10/516017 / HA RK 16-1059
ECLI:NL:RBROT:2017:10357
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
15-02-2017
- Zaaknummer
C/10/516017 / HA RK 16-1059
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:10357, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 15‑02‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2018/386
NTHR 2018, afl. 3, p. 174
Uitspraak 15‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Beperking aansprakelijkheid zeeschip. IPR.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Haven en Handel
zeeschip ‘Stolt Commitment’
zaaknummer / rekestnummer: C/10/516017 / HA RK 16-1059
Beschikking van 15 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOLT TANKERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. H.C.A. van der Houven van Oordt te Rotterdam.
1. De procedure
1.1.
Het verzoekschrift, met drie bijlagen, gemerkt V1 tot en met V3, is op de rechtbank ontvangen op 6 december 2016.
1.2.
De rechtbank heeft een datum voor de mondelinge behandeling bepaald. De griffier heeft bij brieven van 4 januari 2017 verzoekster (hierna: Stolt Tankers) en de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2017. De in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden zijn ter zitting verschenen, met uitzondering van Mitsui Sumitomo Insurance Co. Ltd. (hierna: Mitsui), gevestigd te Tokyo, Japan.
De belanghebbenden A Line Corporation (hierna: A Line), gevestigd te Majuro, Marshall Eilanden, Marship MPP GmbH & Co. KG (hierna: Marship), gevestigd te Haren, Duitsland, en The Standard Club Europe Ltd. (hierna Standard Club), gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, hebben gezamenlijk een verweerschrift met één bijlage ingediend.
Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Als datum voor de beschikking is bepaald 15 februari 2017.
2. Het verzoek en de verweren
2.1.
Stolt Tankers verzoekt:
I het bedrag waartoe haar aansprakelijkheid in verband met de hierna te vermelden aanvaring voorshands is beperkt vast te stellen op het equivalent in Euro, berekend tegen de koers van de dag va fondsstelling, van:
SDR 14.318.424 voor vorderingen als bedoeld in artikel 2 onder a, b, c en f van het op 19 november 1976 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Trb. 1980, 23 en Trb. 1984, 31) zoals gewijzigd bij het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol (Trb. 2011, 46) (dit Verdrag met Protocol hierna: LLMC), niet zijnde vorderingen betreffende dood of letsel (zakenfonds), en
SDR 14.318.424 voor vorderingen als bedoeld in artikel 2 onder d en e LLMC 1996 (wrakkenfonds);
II vast te stellen dat Stolt Tankers gerechtigd is om haar eventuele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiend uit de hierna te vermelden aanvaring tot de onder I genoemde bedragen te beperken en te bevelen dat tot een procedure tot verdeling van deze te stellen beperkingsfondsen zal worden overgegaan in geval mocht worden vastgesteld dat Stolt Tankers aansprakelijkheid voor schade als gevolg van de aanvaring draagt;
III te bevelen dat Stolt Tankers voor de onder I genoemde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te berekenen volgens artikel 8:757 BW, alsmede te vermeerderen met een door de rechtbank vast te stellen redelijk bedrag ter bestrijding van de kosten van de procedure, zekerheid zal doen stellen door een P&I Club van de International Group of door een andere eerste klasse verzekeraar;
IV een rechter-commissaris aan te wijzen en een vereffenaar te benoemen, en daartoe een mondelinge behandeling te bepalen voor de behandeling van het verzoekschrift;
V opheffing van gelegde beslagen ten laste van Stolt Tankers en teruggave van reeds door of namens Stolt Tankers verstrekte zekerheden te bevelen, wanneer het verzoek onder II zal zijn toegewezen;
VI alles uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Stolt Tankers stelt daartoe – samengevat weergegeven en zoals toegelicht ter mondeling behandeling – onder meer het volgende.
2.2.1.
Het zeeschip ‘Stolt Commitment’ staat ingeschreven in het scheepsregister van de Kaaiman Eilanden, behoort in eigendom toe aan Stolt Commitment B.V. (hierna: Stolt Commitment), gevestigd te Rotterdam, en was in december 2015 door deze aan Stolt Tankers in rompbevrachting gegeven.
2.2.2.
Op of omstreeks 16 december 2015 heeft in de buurt van Singapore een aanvaring plaats gevonden tussen de ‘Stolt Commitment’ en het zeeschip ‘Thorco Cloud’, waarvan A Line de eigenaar is, Marship de rompbevrachter, Mitsui de cascoverzekeraar en Standard Club de P&I Club. Als gevolg van de aanvaring is de ‘Thorco Cloud’ gezonken.
2.2.3.
A Line, Marship, Mitsui en Standard Club, belanghebbenden bij de ‘Thorco Cloud’, hebben een procedure ingesteld tegen Stolt Tankers, Stolt Commitment en Assuranceforeningen Gard (Gjensidig) (hierna: Gard), gevestigd te Stoa, Noorwegen, voor de rechter in Noorwegen ter zake van de schade ten gevolge van de aanvaring, waaronder schade en kosten in verband met verlies van en schade aan de ‘Thorco Cloud’, personenschade en kosten van wrakopruiming.
2.2.4.
Stolt Commitment heeft Stolt Tankers aansprakelijk gesteld verhaal zoekende voor de vorderingen van de belanghebbenden bij de ‘Thorco Cloud’. Stolt Commitment stelt dat op grond van de bepalingen van de bevrachtingsovereenkomst Stolt Tankers haar dient te vrijwaren voor die vorderingen voor de Noorse rechter en dat Stolt Tankers aansprakelijk is tot vergoeding van schaden en kosten die Stolt Commitment lijdt of nog zal lijden in verband met die aanspraken. Stolt Commitment heeft tegen Stolt Tankers arbitrage aanhangig gemaakt in Rotterdam.
2.2.5.
Stolt Tankers wenst haar aansprakelijkheid ter zake van die vorderingen van Stolt Commitment en andere vorderingen in verband met het voorval van 16 december 2015 te beperken.
2.2.6.
Stolt Tankers stelt voor om de beoogde beperkingsfondsen te doen stellen door twee garanties van P&I Clubs die deel uitmaken van de International Group.
2.3.
De strekking van het verweerschrift komt erop neer primair:
- -
a) dat de rechtbank onbevoegd is om over het verzoek te oordelen wegens lis pendens tussen dezelfde partijen voor het gerecht in Noorwegen op grond van artikel 27 van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van Lugano van 30 oktober 2007 (hierna: EVEX-II); en
- -
b) dat Stolt Tankers in haar verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens misbruik van bevoegdheid, omdat geen sprake is van een serieuze aansprakelijkstelling en van het instellen van een werkelijk rechtsgeding;
en subsidiair:
( c) dat de rechtbank de zaak zal aanhouden op grond van artikel 28 EVEX-II.
2.4.
De verweerders stellen daartoe – samengevat weergegeven – het volgende.
2.4.1.
De rechtbank is niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen, omdat al eerder voor het gerecht in Noorwegen dezelfde vorderingen c.q. verzoeken, gebaseerd op dezelfde aanvaring, tussen dezelfde partijen aanhangig zijn gemaakt (lis pendens), zodat ingevolge artikel 27 EVEX-II de Nederlandse rechter zich onbevoegd dient te verklaren zodra de bevoegdheid van het gerecht in Noorwegen zal zijn vastgesteld.
Voor het geval geen sprake mocht blijken te zijn van lis pendens in de zin van artikel 27 EVEX-II, is in ieder geval sprake van samenhangende vorderingen c.q. verzoeken als bedoeld in artikel 28 EVEX-II, zodat de rechtbank de behandeling van het verzoek kan aanhouden.
Bij het gerecht in Noorwegen is immers (aanvankelijk tussen de belanghebbenden A Line, Marship, Mitsui en Standard Club als eisers en thans nog) tussen de belanghebbenden A Line en Marship als eisers en Stolt Tankers, Stolt Commitment en Gard als verweerders de vraag naar aansprakelijkheid en beperking van aansprakelijkheid in verband met de aanvaring eerder aanhangig gemaakt dan de indiening van het onderhavige verzoekschrift.
2.4.2.
Solt Tankers is de moedermaatschappij van Stolt Commitment. Over het jaar 2015 heeft Stolt Tankers een geconsolideerde jaarrekening gedeponeerd waarin de jaarrekening van Stolt Commitment is opgenomen.
Stolt Tankers en Stolt Commitment hebben ieder twee bestuurders, van wie één persoon bestuurder is van beide vennootschappen.
Stolt Tankers en Stolt Commitment zijn beide gevestigd te Rotterdam en houden kantoor op hetzelfde adres.
2.4.3.
Er bestaat tussen Stolt Tankers en Stolt Commitment geen geschil. De bareboat charter-party van 1 april 2011 tussen de beide Stolt-vennootschappen, die verweerders in het geding hebben gebracht, is duidelijk: Stolt Tankers dient Stolt Commitment te vrijwaren voor de aanvaringsschade en de vorderingen van de belanghebbenden bij de ‘Thorco Cloud’.
Er bestaat geen werkelijke vordering van Stolt Commitment op Stolt Tankers. Er bestaat geen andere aansprakelijkstelling van Stolt Tankers door Stolt Commitment dan de brief van de advocaat van laatstgenoemde van 5 december 2016 (productie V2), waarin arbitrage werd aangezegd. De arbitrage wordt niet werkelijk gevoerd tussen de beide Stolt-vennootschappen.
2.4.4.
De aansprakelijkheidsverzekeraar Gard dekt de aansprakelijkheid van zowel Stolt Tankers als Stolt Commitment. Daarom hebben de beide Stolt-vennootschappen geen belang bij de aansprakelijkstelling en de (uitkomst van de) arbitrage.
2.4.5.
De aanspraak en de aanzegging van arbitrage zijn louter en alleen in het leven geroepen om te voldoen aan de vereisten die artikel 11 lid 1 van het op 19 november 1976 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Trb. 1980, 23 en Trb. 1984, 31) zoals gewijzigd bij het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol (Trb. 2011, 46) (dit Verdrag met Protocol hierna: LLMC), stelt om een beperkingsprocedure te kunnen voeren in Nederland. Bij gebreke van de aanspraak en de arbitrage zou(den) Stolt Tankers (en Stolt Commitment) een beperkingsprocedure in Noorwegen hebben moeten voeren waarbij hogere limieten gelden dan in Nederland.
2.4.6.
Stolt Tankers heeft derhalve geen belang bij haar verzoeken. Door aldus te handelen maakt Stolt Tankers misbruik van bevoegdheid ten nadele van verweerders. Dergelijk misbruik mag in rechte niet gehonoreerd worden.
3. De beoordeling
3.1.
Het verzoek strekt onder meer tot de bepaling van de bedragen waartoe de aansprakelijkheid van verzoekster Stolt Tankers op grond van de LLMC voorshands is beperkt en tot het bevel dat tot een procedure tot verdeling van de te stellen fondsen zal worden overgegaan, ter zake van de aanvaring die op 16 december 2015 in de buurt van Singapore plaatsvond tussen de zeeschepen ‘Stolt Commitment’ en ‘Thorco Cloud’.
Rechtsmacht, bevoegdheid, toepasselijk recht
3.2.
Er is sprake van een internationale zaak omdat Stolt Tankers in Nederland is gevestigd en de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden, afgezien van Stolt Commitment, in andere staten, het voorval zich heeft voorgedaan bij Singapore of op volle zee en de ‘Stolt Commitment’ op de Kaaiman Eilanden is ingeschreven. Derhalve dient de rechtbank eerst te onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht dient te worden toegepast.
3.3.
In een beperkingsprocedure kan de vraag naar rechtsmacht al in de (onderhavige) eerste fase aan de orde worden gesteld, maar ook in een latere fase (zie ‘Vertrouwen’-arrest, ECLI:NL:HR:1994:ZC1522). In de onderhavige eerste fase heeft de beoordeling van de vraag naar rechtsmacht daarom een voorlopig karakter.
3.4.
De verweerders Marship en Standard Club doen beroep op gebrek aan rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Mitsui is niet verschenen, zodat ook ten aanzien van Mitsui dient te worden onderzocht of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
3.5.
De onderhavige procedure is ingeleid na de inwerkingtreding van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 12 december 2012 (hierna: Brussel Ibis-Vo), respectievelijk het EVEX-II. De beoordelingsmaatstaven van de Brussel Ibis-Vo en het EVEX-II zijn dezelfde.
3.6.
Het verzoek betreft de beperking van aansprakelijkheid van verzoekster Stolt Tankers ter zake van het voorval van 16 december 2015 in de buurt van Singapore met het zeeschip ‘Stolt Commitment’.
Beperking van aansprakelijkheid valt binnen de categorie “burgerlijke of handelszaak” in de zin van artikel 1 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 1 EVEX-II.
De belanghebbenden Stolt Commitment, Marship en Standard Club zijn gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie. De belanghebbende Gard is gevestigd in Noorwegen, binnen het toepassingsgebied van het EVEX-II.
Derhalve dient de vraag naar rechtsmacht in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de Brussel Ibis-Vo, respectievelijk het EVEX-II. Ten aanzien van Mitsui is geen internationale regeling betreffende de rechterlijke bevoegdheid van toepassing.
3.7.
Ingevolge artikel 71 Brussel Ibis-Vo laat deze Verordening een regeling betreffende de rechterlijke bevoegdheid in een verdrag dat een bijzonder onderwerp regelt onverlet, mits dat verdrag (wordt toegepast op een manier die) waarborgt dat de doelstellingen en beginselen die aan de Brussel Ibis-Vo ten grondslag liggen op ten minste even gunstige voorwaarden worden geëerbiedigd. Artikel 67 EVEX-II bevat een zelfde regeling.
3.8.
Als gezegd, betreft het verzoek de beperking van aansprakelijkheid van verzoekster Stolt Tankers ter zake van een voorval van 16 december 2015 met het zeeschip ‘Stolt Commitment’.
Het verzoek is gebaseerd op het LLMC dat in Nederland in werking is getreden op 23 maart 2011.
Het LLMC bevat geen expliciete regeling van rechtsmacht of bevoegdheid. Wel wijst artikel 11 LLMC degene die zijn aansprakelijkheid wenst te beperken de weg, namelijk naar de “Court or other competent authority in any State Party in which legal proceedings are instituted in respect of claims subject to limitation”.
Omdat de regeling van artikel 11 LLMC geen rechterlijke bevoegdheid schept, wordt de regeling van de Brussel Ibis-Vo, respectievelijk de EVEX-II niet terzijde gezet.
3.9.
Daarom dient aan de hand van de Brussel Ibis-Vo, respectievelijk het EVEX-II verder te worden onderzocht of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
3.10.
De Brussel Ibis-Vo noch het EVEX-II bevat een regeling van rechtsmacht ten aanzien van een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid, respectievelijk tot het stellen van een beperkingsfonds, behoudens het bepaalde in artikel 7 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 7 EVEX-II.
De Nederlandse rechter, of deze rechtbank kan geen rechtsmacht ontlenen aan de regeling van artikel 7 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 7 EVEX-II, omdat geen procedure tot vaststelling van aansprakelijkheid van Stolt Tankers bij een gerecht in Nederland aanhangig is gemaakt.
Anderzijds volgt uit de paragrafen 124 – 130 van het Rapport Schlosser (PbEG C 59/109 - 110) dat de regeling van artikel 7 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 7 EVEX-II niet de strekking heeft om de rechtsmacht te beperken ten aanzien van het stelsel van procedures tot beperking van aansprakelijkheid, waarin het verzoek tot beperking niet tegen een bepaalde schuldeiser is gericht, maar waarbij alle mogelijke schuldeisers ter zake van het betreffende voorval belanghebbenden zijn en dat tot oprichting van een beperkingsfonds leidt, zoals het Nederlandse stelsel. Omdat een vordering tot aansprakelijkstelling of schadevergoeding steeds voor het gerecht van de woonplaats van de scheepseigenaar (dan wel de bevrachter of anderszins exploitant van het schip) kan worden gebracht, is het doelmatig dat de scheepseigenaar de procedure tot beperking van aansprakelijkheid die tot oprichting van een beperkingsfonds leidt ook voor het gerecht van zijn woonplaats kan brengen. Derhalve past het binnen het stelsel van de Brussel Ibis-Vo en het EVEX-II dat een in Nederland gevestigde scheepseigenaar een procedure tot beperking van aansprakelijkheid volgens het Nederlandse stelsel aanhangig maakt bij de Nederlandse rechter.
3.11.
Nu er dus geen internationale regeling geldt op grond waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, maar evenmin een op grond waarvan dat niet zo is, dient vervolgens aan de hand van de regelingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met name de artikel 3 en 642a Rv te worden bepaald of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft c.q. welke rechter in Nederland bevoegd is.
3.12.
Ingevolge artikel 3 aanhef en onder a en c Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van de onderhavige verzoeken. Stolt Tankers en Stolt Commitment zijn, immers, in Nederland gevestigd. Ieder van hen zou voor een gerecht in Nederland kunnen worden gedagvaard.
Ingevolge artikel 642a (oud) Rv, zoals dat ten tijde van het indienen van het verzoekschrift gold, is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van een verzoekschrift tot beperking van aansprakelijkheid ten aanzien van een schip dat niet in een Nederlands scheepsregister is te boek gesteld, zoals de ‘Stolt Commitment’.
De conclusie is dat de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is om kennis te nemen van de in het verzoekschrift gedane verzoeken.
3.13.
Gezien het beroep op de regeling van artikel 29 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 27 EVEX II wegens de gestelde lis pendens voor het gerecht in Noorwegen, dient vervolgens te worden onderzocht of tussen dezelfde partijen verzoeken of vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten.
3.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat de partijen die aanvankelijk betrokken waren, dan wel thans betrokken zijn in de procedure voor het gerecht in Noorwegen, dezelfde partijen zijn als verzoekster Stolt Tankers en (de meeste van) de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Het gaat dus om dezelfde partijen.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat de vorderingen in de procedure voor het gerecht in Noorwegen dezelfde oorzaak hebben, namelijk de aanvaring tussen de ‘Stolt Commitment’ en de ‘Thorco Cloud’ en de daaruit voortgevloeide schade.
Echter, de onderwerpen in de beide procedures zijn niet dezelfde. In het verzoekschrift wordt de (vraag naar) beperking van aansprakelijkheid van Stolt Tankers aan de orde gesteld. Gezien (punt 8 van) het verzoekschrift en (bladzijden 8, 9 en 10 van) het verweerschrift, is het onderwerp van de procedure voor het gerecht in Noorwegen de gestelde aansprakelijkheid van Stolt Tankers (en haar medeverweerders in die procedure). Mede gelet op de omstandigheid dat de advocaat van verweerders op de mondelinge behandeling, die daarbij ondersteund werd door de Noorse advocaat van verweerders, desgevraagd niet kon bevestigen dat (ook) het onderwerp van beperking van aansprakelijkheid aan het gerecht in Noorwegen is voorgelegd, moet de conclusie zijn dat het onderwerp van (de vraag naar) beperking van aansprakelijkheid van Stolt Tankers (nog) niet is voorgelegd aan het gerecht in Noorwegen. Daarom is in dit geval geen sprake van lis pendens als bedoeld in artikel 29 Brussel Ibis-Vo, respectievelijk artikel 27 EVEX II.
3.15.
Op het vorenstaande stuit het beroep op gebrek aan rechtsmacht af. Het vorenstaande leidt tevens tot de conclusie dat de rechtbank bevoegd is ten aanzien van Mitsui.
Aan vereisten van LLMC voldaan? Gebrek aan belang? Misbruik van bevoegdheid?
3.16.
Over het betoog van verweerders dat Stolt Tankers wegens het niet voldoen aan de vereisten van artikel 11 LLMC, dan wel wegens gebrek aan belang, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid in haar verzoeken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, overweegt de rechtbank het volgende.
3.17.
Stolt Tankers stelt dat voldaan is aan de vereisten van artikel 11 lid 1 LLMC, doordat zij door Stolt Commitment aansprakelijk is gesteld voor de aanvaringsschade en dat laatstgenoemde tegen haar een rechtsgeding heeft ingesteld door het aanhangig maken van arbitrage. Daartoe beroept Stolt Tankers zich op het schrijven van de advocaat van Stolt Commitment van 5 december 2016 (productie V2) dat – voor zover voor de beoordeling van belang – luidt als volgt:
“The undersigned represents Stolt Commitment B.V. [..], owner of the vessel STOLT COMMITMENT [..] in respect of the collision of said vessel on 16 December 2015 in Indonesian waters with the THORCO CLOUD and [its] consequences none excluded.
As a result of this collision the STOLT COMMITMENT has been damaged, the Thorco Cloud has been sunk and lost [its] cargo. Third party claims therefore (potentially) include damage to the THORCO CLOUD and to her cargo, crew claims from THORCO CLOUD crew/bereaved families and costs for removal of bunkers and wreck of the THORCO CLOUD.
Parties interested in the THORCO CLOUD (A Line [..] Marship as claimants) have commenced proceedings in Norway against my client Stolt Commitment B.V. [..] seeking a declaratory judgement that the defendants are liable for the losses arising out of the collision comprising inter alia of loss of the vessel, liability towards cargo interests and crew as well as alleged possible losses associated with wreck- and bunker removal.
You are hereby put on notice as per art. 16 (G) and (J) of the C/P dated April 1 2011 concluded between you and Stolt Commitment B.V. in respect of the STOLT COMMITMENT and art. 2 of the TAMARA arbitration rules applicable to this C/P that Stolt Commitment B.V. hereby commences arbitration proceedings against Stolt Tankers B.V. as the latter is fully responsible for and has to indemnify Stolt Commitment B.V. in respect of all the above mentioned claims as per (but not limited to) art. 11C(ii) and (iv) under the C/P.
This letter also serves as a letter as meant in art. 3:317 DCC to interrupt any applicable time bar and a reservation of all rights.
[..]
A copy of this letter is hereby sent to the Board of TAMARA [..]”.
3.18.
Artikel 11 lid 1 LLMC vereist dat degene die verwacht dat hij zal worden aangesproken voor een voor beperking vatbare maritieme vordering niet onmiddellijk een beperkingsfonds in een Verdragsstaat van zijn keuze kan vormen, maar dat hij het initiatief van een mogelijke schuldeiser moet afwachten, in die zin dat hij voor zodanige vordering dient te worden aangesproken en dat ter zake daarvan in een bepaalde Verdragsstaat een rechtsgeding (in de ruime zin des woords) tegen hem dient te zijn ingesteld.
3.19.
Gesteld noch gebleken is dat Stolt Commitment Stolt Tankers op enige andere wijze aansprakelijk heeft gesteld dan met de brief van 5 december 2016. Zoals uit de hiervoor aangehaalde bewoordingen blijkt, bevat deze brief een aansprakelijkstelling aan Stolt Tankers. Deze brief heeft de kennelijke strekking om (tevens) arbitrage aan te zeggen, het instellen van een rechtsgeding, zoals blijkt uit het sturen van een kopie ervan aan het Tamara arbitrage instituut.
Aan verweerders kan worden toegegeven dat het magertjes is nu deze brief dus zowel de aansprakelijkstelling als het instellen van het rechtsgeding behelst. Echter, gelet op de bewoordingen van deze brief voldoet deze aan de beide in artikel 11 lid 1 LLMC gestelde vereisten.
3.20.
Voor zover verweerders betogen dat Stolt Tankers in haar verzoeken niet kan worden ontvangen wegens gebrek aan belang, gaat de rechtbank aan dat betoog voorbij, omdat verweerders niet bestrijden dat Stolt Tankers er enig belang bij heeft dat haar aansprakelijkheid wordt beperkt tot de in Nederland geldende limieten.
3.21.
Voor zover verweerders betogen dat Stolt Tankers in haar verzoeken niet kan worden ontvangen wegens misbruik van bevoegdheid, overweegt de rechtbank het volgende.
Het gaat hier om een bevoegdheid op grond van de LLMC, een verdrag met rechtstreekse werking in Nederland. Voor zover al de uitoefening van een door het LLMC gegeven bevoegdheid kan worden bestreden op basis van de Nederlandse interne norm van misbruik van bevoegdheid, oordeelt de rechtbank dat zodanig misbruik hier niet gebleken is.
Volgens die Nederlandse norm van artikel 3:13 BW, kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet uitoefenen voor zover hij deze misbruikt en kan van misbruik van bevoegdheid onder meer sprake zijn indien de uitoefening geen ander doel heeft dan een ander te schaden, of indien degene die de bevoegdheid uitoefent, de onevenredigheid tussen zijn belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad kennende, in redelijkheid niet tot die uitoefening had behoren te komen.
Indien de uitoefening van de beperkingsbevoegdheid in Nederland slechts zou zijn bedoeld om te profiteren van lagere limieten in Nederland dan in Noorwegen, houdt dit nog niet in dat die uitoefening geen ander doel heeft dan verweerders te schade of dat Stolt Tankers daarom in redelijkheid niet tot die uitoefening had behoren te komen.
De omstandigheid dat Stolt Tankers en Stolt Commitment dezelfde aansprakelijkheidsverzekeraar hebben, in de persoon van Gard, brengt niet mee dat Stolt Tankers daarom misbruik van bevoegdheid maakt.
De omstandigheden dat Stolt Tankers de moedermaatschappij is van Stolt Commitment en dat zij over 2015 een geconsolideerde jaarrekening heeft opgemaakt, dat de beide vennootschappen aan hetzelfde adres kantoor houden en dat zij één bestuurder gemeenschappelijk hebben, duiden er inderdaad op dat het niet voor de hand ligt dat tussen deze partijen een geschil zal worden beslecht door arbitrage. Echter, waar Stolt Commitment met de brief van 5 december 2016 arbitrage heeft ingesteld – dat feit wordt op zichzelf niet betwist – brengen die omstandigheden niet mee dat Stolt Tankers daarom misbruik van recht maakt door gebruik te maken van de bevoegdheid tot beperking.
3.22.
Op het vorenstaande stuit het niet-ontvankelijkheidsverweer af.
Aanhouden wegens samenhang
3.23.
De aard van het verzoek tot beperking van aansprakelijkheid met fondsvorming verzet zich ertegen dat de beslissing tot fondsvorming wordt aangehouden wegens samenhang met een procedure elders. Het gaat er juist om dat zo spoedig mogelijk tot fondsvorming wordt overgegaan.
Fondsvorming
3.24.
Geen van de verschenen belanghebbenden heeft bezwaar geuit tegen de door Stolt Tankers voorgestelde bedragen voor fondsvorming. Ambtshalve ziet de rechtbank evenmin bezwaren daartegen.
3.25.
Geen van de verschenen belanghebbenden heeft bezwaar geuit tegen de door Stolt Tankers voorgestelde wijze van fondsvorming, namelijk door het stellen van garanties door Gard. Ambtshalve ziet de rechtbank evenmin bezwaren daartegen, mits Stolt Tankers aantoont dat Gard deel uitmaakt van de International Group of P&I Clubs.
3.26.
Tot zover voldoen de verzoeken aan de vereisten. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
3.27.
Voorts zal de rechtbank bepalen dat verzoekers fonds dienen te stellen ter bestrijding van de kosten van de procedure als hierna te vermelden.
Verder zal de rechtbank een rechter-commissaris aanwijzen en een vereffenaar benoemen.
3.28.
De overige verzoeken zijn vooralsnog niet aan de orde. De rechtbank zal de beslissing daarop aanhouden.
3.29.
Ingevolge artikel 642c lid 5 Rv is deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1.
bepaalt het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van verzoekster ter zake van vorderingen als bedoeld in artikel 2 onder a, b, c en f LLMC, niet zijnde vorderingen betreffende dood of letsel, (zakenfonds) in verband met het in 3.1 bedoelde voorval voorshands is beperkt op SDR 14.318.424, om te rekenen in euro’s naar de koers van de dag van het stellen van het fonds volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 17 december 2015 tot en met de dag van het stellen van het fonds;
4.2.
bepaalt het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van verzoekster ter zake van vorderingen als bedoeld in artikel 2 onder d en e LLMC (wrakkenfonds) in verband met het in 3.1 bedoelde voorval voorshands is beperkt op SDR 14.318.424, om te rekenen in euro’s naar de koers van de dag van het stellen van het fonds volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 17 december 2015 tot en met de dag van het stellen van het fonds;
4.3.
bepaalt dat verzoekers uiterlijk op 15 maart 2017 beperkingsfondsen dienen te stellen tot de belopen van de in 4.1 en 4.2 bedoelde bedragen aan hoofdsom, en rente, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over die hoofdsom en rente vanaf de dag volgende op de dag van het stellen van de garantie tot de dag van daadwerkelijke en volledige betaling onder de garantie, alsmede te vermeerderen met € 10.000,- (tienduizend euro) ter bestrijding van de kosten van de procedure, en wel door afgifte aan de rechtbank van genoegzame garantiebrieven van een genoegzame bank of verzekeraar ten belope van deze hoofdsommen en renten;
4.4.
wijst aan als rechter-commissaris ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds mr. W.P. Sprenger;
4.5.
benoemt tot vereffenaar van de fondsen de heer A.C.G. Schouten, Poortmolen 156, 2906 RM Capelle aan den IJssel;
4.6.
houdt alle verdere beslissingen aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017
1928/32