Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik
Artikel 16 Personen voor wie de interventieprogramma's en -maatregelen bedoeld zijn
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
25-10-2007, Trb. 2008, 58 (uitgifte: 02-04-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2009, Trb. 2010, 2010/156 (uitgifte: 17-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Elke Partij waarborgt dat, in overeenstemming met haar nationale recht, personen die strafrechtelijk worden vervolgd wegens een van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten toegang hebben tot de in artikel 15, eerste lid, genoemde programma's of maatregelen, onder voorwaarden die geen negatieve gevolgen hebben voor of in strijd zijn met de rechten van de verdediging en de vereisten van een eerlijk en onpartijdig proces, en met name met inachtneming van het beginsel van de onschuldpresumptie.
2.
Elke Partij waarborgt, in overeenstemming met haar nationale recht, dat personen die veroordeeld zijn wegens het plegen van een van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, toegang kunnen krijgen tot de in artikel 15, eerste lid, genoemde programma's of maatregelen.
3.
Elke Partij waarborgt, in overeenstemming met haar nationale recht, dat er interventieprogramma's of -maatregelen worden ontwikkeld voor of aangepast aan de ontwikkelingsbehoeften van kinderen die een zedendelict plegen, met inbegrip van degenen die onder de leeftijd zijn waarop zij strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, met het oog op de behandeling van hun seksuele gedragsproblemen.