Rb. 's-Gravenhage, 16-12-2003, nr. AWB 03/22088
ECLI:NL:RBSGR:2003:AO3080
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
16-12-2003
- Zaaknummer
AWB 03/22088
- LJN
AO3080
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2003:AO3080, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 16‑12‑2003; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑12‑2003
Inhoudsindicatie
Paspoortvereiste / vaststellen identiteit. De rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat verweerder heeft kunnen vasthouden aan het standpunt dat het door eiseres in bezwaar overgelegde blanco paspoort niet kan dienen ter vaststelling van haar identiteit. Van belang is dat eiseres heeft aangevoerd dat zij bij aanvang van haar asielprocedure een originele Sri Lankaanse identiteitskaart met pasfoto heeft overgelegd en dat die zich nog in handen van verweerder bevindt. Uit de stukken valt voorts op te maken dat verweerder in die procedure geen aanleiding heeft gezien te twijfelen aan de opgegeven nationaliteit en identiteit. Verweerder moet ambtshalve bekend worden verondersteld met het bestaan van die identiteitskaart. Nu verder niet in geschil is dat het blanco paspoort door de daartoe bevoegde autoriteiten is afgegeven, waarmee in elk geval een eventuele wedertoelating tot Sri Lanka is gewaarborgd, en dit paspoort de pasfoto en personalia van eiseres draagt, valt naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet in te zien waarom eiseres door middel van dat paspoort in combinatie met de identiteitskaart niet zou kunnen voldoen aan het door verweerder met het stellen van het vereiste van het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding beoogde doel om haar identiteit aan te tonen. Beroep gegrond.
Partij(en)
RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 03/22088
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1968,
van Srilankaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 9402.24.0043,
gemachtigde: mr. M.J. van Basten Batenburg, advocaat te 's-Gravenhage,
eiseres;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwooordigd door mr. R. Jonkman, ambtenaar ten departemente,
verweerder.
1. Procesverloop
1.1
Op 20 november 2000 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf onder de beperking “verblijf bij echtgenoot” ingediend. Bij beschikking van 29 augustus 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 26 september 2001 is daartegen bezwaar gemaakt. Bij brief van 29 mei 2002 heeft verweerder de beschikking van 29 augustus 2001 ingetrokken. Bij brief van 19 juni 2002 heeft eiseres haar bezwaar ingetrokken. Bij beschikking van 5 augustus 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 29 augustus 2002 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij beschikking van 17 maart 2003 ongegrond verklaard. Bij brief van 10 april 2003 is daartegen beroep ingesteld.
1.2
Het beroep is ter zitting van 29 oktober 2003 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Toetsingskader
2.1
In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2
Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in werking getreden en is de Vreemdelingenwet (Vw) ingetrokken. Op grond van artikel 117, eerste lid, Vw 2000 wordt deze aanvraag aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
3. Standpunten
3.1
Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de vreemdeling in bezit dient te zijn van een geldig document voor grensoverschrijding. Op grond van hoofdstuk B1/2.2.2Vc 2000 wordt het door eiseres overgelegde paspoort niet als zodanig aangemerkt, aangezien het een blanco paspoort betreft. Nu dit paspoort niet aan eiseres in persoon is afgegeven, kan het paspoort niet dienen ter vaststelling van de identiteit van eiseres. Het moge zo zijn dat het tot de soevereiniteit van elk land behoort om te bepalen of, en zo ja, op welke wijze aan zijn burgers een paspoort wordt afgeven, dit staat er echter niet aan in de weg dat het door eiseres overgelegde paspoort niet de functie vervult die noodzakelijk is voor de afgifte van een vergunning tot verblijf. Derhalve bestaat geen verplichting om aan eiseres een vergunning tot verblijf te verlenen. Evenmin bestaat aanleiding om de aanvraag toch in te willigen aangezien niet is gebleken van bijzondere feiten en omstandigheden. De door eiseres in dat kader aangevoerde asielgerelateerde gronden leiden niet tot een ander oordeel nu een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen de asiel- en de reguliere procedure. Afwijzing van de onderhavige aanvraag levert geen schending op van het bepaalde in artikel 8 EVRM.
3.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat tegenwerping van het paspoortvereiste in haar geval onredelijk is. Eiseres heeft een blanco paspoort overgelegd. Nu zij bij haar asielaanvraag tevens een Srilankaanse identiteitskaart heeft overgelegd, welke nog immer in bezit is van verweerder, kan haar identiteit door middel daarvan worden vastgesteld. Verweerder handelt dan ook in strijd met de zorgvuldigheid door na te laten om de identiteit van eiseres aan de hand van die identiteitskaart vast te stellen. Bovendien is eiseres niet in de gelegenheid gesteld om haar identiteit op andere wijze te onderbouwen.
Daarnaast is de authenticiteit van het blanco paspoort –dat naar zijn aard de identiteit van eiseres bewijst- niet in twijfel getrokken. Nu verweerder evenmin betwist dat de in het paspoort aanwezige foto van eiseres is, kan verweerder hiermee de identiteit van eiseres onderzoeken. In dat licht heeft het persoonlijk ophalen van een paspoort geen enkele toegevoegde waarde voor de vaststelling van de identiteit van de houder daarvan. Door te verlangen dat het paspoort door de houder persoonlijk is afgehaald bij de autoriteiten, schendt verweerder de soevereiniteit van Sri Lanka. Eiseres heeft geen invloed op de wijze waarop Sri Lanka paspoorten placht af te geven en de door verweerder gestelde eis kent geen wettelijke basis.
Door het opvragen van bankafschriften en salarisstroken is door verweerder de verwachting gewekt dat het paspoort in orde was bevonden. Eiseres beroept zich dan ook op het vertrouwensbeginsel.
Afwijzing van de aanvraag levert een schending op van artikel 8 EVRM, aangezien het verblijf in Sri Lanka een ontoelaatbare inbreuk op het gezinsleven is.
4. Overwegingen
4.1
Ingevolge artikel 16, eerste lid, en onder b, Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot verblijf op grond van artikel 14 Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding.
4.2
Op grond van het bepaalde in hoofdstuk B1/2.2.2 Vc 2000 dient het vereiste om in bezit te zijn van een geldig document voor grensoverschrijding verschillende doelen, zoals het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, het toezicht op in Nederland verblijvende vreemdelingen en in voorkomende gevallen de eventuele uitzetting van de vreemdeling. Het zogenoemde blanco paspoort wordt niet aangemerkt als geldig document voor grensoverschrijding, aangezien in deze gevallen geen deugdelijk toetsing van de identiteit van de betrokken vreemdeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat dit beleid op zichzelf genomen niet kennelijk onredelijk is.
4.3
De rechtbank is er echter niet van overtuigd kunnen geraken dat verweerder in het geval van eiseres heeft kunnen vasthouden aan zijn standpunt dat het door eiseres in bezwaar overgelegde blanco paspoort niet kan dienen ter vaststelling van haar identiteit. Hierbij is van belang dat eiseres heeft aangevoerd dat zij bij aanvang van haar asielprocedure een originele Srilankaanse identiteitskaart heeft overgelegd en dat die zich nog in handen van verweerder bevindt. In het aan de rechtbank in het kader van de onderhavige procedure door verweerder overgelegde procesdossier bevinden zich kopieën (gedingstukken 1S en 1T) van die kaart, waarop in elk geval valt te constateren dat daarop de pasfoto van eiseres voorkomt. (De personalia –met uitzondering van de geboorte datum- zijn voor de rechtbank vanwege het Srilankaanse schrift niet controleerbaar). Uit de stukken betreffende de asielprocedure valt voorts op te maken dat verweerder in die procedure geen aanleiding heeft gezien te twijfelen aan de door eiseres opgegeven –en louter door middel van die identiteitskaart onderbouwde- nationaliteit en identiteit. Verweerder moet derhalve in het kader van de onderhavige procedure ambtshalve bekend worden verondersteld met het bestaan van die identiteitskaart.
Nu verder niet in geschil is dat het blanco paspoort door de daartoe bevoegde autoriteiten is afgegeven, waarmee in elk geval een eventuele wedertoelating van eiseres tot Sri Lanka is gewaarborgd, en dit paspoort de pasfoto en personalia van eiseres draagt, valt naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering niet in te zien waarom eiseres door middel van dat paspoort in combinatie met de identiteitskaart niet zou kunnen voldoen aan het door verweerder met het stellen van het vereiste van het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding beoogde doel om haar identiteit aan te tonen. Het door verweerder in het verweerschrift naar voren gebrachte argument dat de identiteitskaart (op zichzelf genomen) geen geldig document voor grensoverschrijding is, miskent naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid van combinatie van beide documenten ter vaststelling van eiseres’ identiteit terwijl reeds met het blanco paspoort grensoverschrijding mogelijk wordt gemaakt, in elk geval voor wat betreft wedertoelating tot Sri Lanka. Ook ter zitting heeft verweerders gemachtigde geen argumenten genoemd die de rechtbank tot andere gedachten brengen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering, zodat het wegens strijd met artikel 7:12 Awb voor vernietiging in aanmerking komt.
4.4
Overigens merkt de rechtbank nog op dat zij geen aanleiding heeft gezien het argument dat eiseres reeds een Srilankaanse identiteitskaart had overgelegd, buiten beschouwing te laten omdat dat eerst in beroep naar voren is gebracht. Daartoe is redengevend dat die beroepsgrond direct verband houdt met hetgeen in de beslissing op bezwaar is overwogen ten aanzien van het in bezwaar overgelegde paspoort terwijl verweerder voorts in het verweerderschrift en ook ter zitting in afdoende mate in de gelegenheid is geweest zich over dit punt uit te laten.
4.5
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard op grond van hetgeen onder 4.3 is aangegeven, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
4.6
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
5. BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de beschikking van 17 maart 2003;
- -
bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak opnieuw een beslissing neemt op het bezwaarschrift;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad euro 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Versteeg in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2003
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vreemdelingenwet 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 16 december 2003