Hof Den Haag, 31-10-2018, nr. 22-000019-18
ECLI:NL:GHDHA:2018:3135
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-10-2018
- Zaaknummer
22-000019-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:3135, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑10‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:381
Uitspraak 31‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Belediging baliemedewerkster ziekenhuis door opmerkingen over haar hoofddoek (art. 266 Sr). Het hof veroordeelt de verdachte tot een geheel voorwaardelijke geldboete van 400 euro. Daarnaast dient de verdachte het slachtoffer een schadevergoeding te betalen.
Rolnummer: 22-000019-18
Parketnummers: 10-149147-17
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 29 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1961,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 april 2018 en 17 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,- subsidiair 8 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2017 te Dordrecht, opzettelijk [slachtoffer], in het openbaar mondeling,
heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Domme hoofddoeken altijd." en/of de woorden: "Je moet je schamen dat je een hoofddoek draagt! Je moet de krant eens lezen, zodat je weet wat er allemaal gebeurt in de wereld." en/of indirect, (middels [persoon]) de volgende woorden toegevoegd: "Het is een schande dat er mensen zoals zij in het ziekenhuis werken.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 28 april 2017 te Dordrecht, opzettelijk [slachtoffer], in het openbaar mondeling,
heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Domme hoofddoeken altijd." en/of de woorden: "Je moet je schamen dat je een hoofddoek draagt! Je moet de krant eens lezen, zodat je weet wat er allemaal gebeurt in de wereld." en/of indirect, (middels [persoon]) de volgende woorden toegevoegd: "Het is een schande dat er mensen zoals zij in het ziekenhuis werken.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overwegingen
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld – kort en zakelijk weergegeven – dat zijn woorden niet als belediging kunnen worden aangemerkt, omdat de uitlating “domme hoofddoeken altijd” niet gericht was tegen aangeefster, maar moet worden gezien als een verzuchting, en dat deze werd gedaan op zeven meter afstand van aangeefster, en voorts omdat de uitlatingen niet als beledigend kunnen worden aangemerkt.
De raadsman heeft verzocht om vrijspraak.
Het hof stelt het volgende voorop.
Een uitlating die in iemands tegenwoordigheid wordt aangedaan, moet als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer of goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is, zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.
Het hof gaat niet mee in het standpunt van de verdachte dat de uitlating “domme hoofddoeken altijd” niet was gericht tegen aangeefster, maar algemeen bedoeld was. De verdachte heeft verklaard dat hij boos was op aangeefster (die een hoofddoek droeg) en de uitlating is blijkens haar aangifte gedaan nadat zij de verdachte had gezegd dat ze niet wist hoe lang het nog zou gaan duren voordat zijn vader aan de beurt was en hij haar daarop een leugenaar had genoemd. Het hof stelt voorts vast dat deze uitlating in een volle wachtkamer van een ziekenhuis, hoorbaar voor de andere aanwezigen (waaronder aangeefster), is gedaan. In die situatie moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte met deze ‘verzuchting’ minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zijn woorden zou horen en zich daardoor beledigd zou voelen.
Daarnaast heeft de verdachte tegen aangeefster gezegd "Je moet je schamen dat je een hoofddoek draagt! Je moet de krant eens lezen, zodat je weet wat er allemaal gebeurt in de wereld". De verdachte heeft daarover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze uitlatingen gericht waren tegen aangeefster en dat hij deze deed omdat hij boos was en vond dat zij loog over de wachttijd.
Met zijn uitlatingen heeft de verdachte ten overstaan van anderen blijk gegeven van minachting jegens aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich vernederd en gediscrimineerd voelde.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden de door de verdachte gebruikte woorden kennelijk de strekking hadden aangeefster in haar goede naam en eer aan te tasten en daarmee zijn aan te merken als belediging als bedoeld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover de verdachte heeft willen stellen dat de uitlatingen zijn gedaan om het dragen van een hoofddoek ter discussie te stellen en in zoverre onderdeel zijn van een publiek debat, overweegt het hof dat de door de verdachte gedane uitlatingen, gelet op de bewoordingen waarin zij zijn gedaan, en gelet op de omstandigheid dat zij zijn gedaan tegen een vrouw met een hoofddoek, zonder meer als beledigend kunnen worden ervaren door degene op wie de uitlating betrekking heeft.
Het hof is van oordeel dat de uitlatingen weliswaar zijn gedaan in het openbaar, maar dat de uitlatingen niet zijn gedaan in het kader van het publieke debat of als uiting van artistieke expressie. Immers, de verdachte heeft zelf verklaard dat hij boos was op het slachtoffer omdat zij niet kon vertellen hoe lang het nog zou duren voor zijn vader aan de beurt was en dat hij om die reden de uitlatingen heeft gedaan. Dit betekent dat een nadere toetsing van het al dan niet onnodig grievende karakter van de uitlating achterwege kan blijven en het ten laste gelegde als belediging kan worden bewezen verklaard.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in de wachtkamer van het ziekenhuis beledigen van een medewerkster. De verdachte heeft daarmee het slachtoffer ten overstaan van een volle wachtkamer in haar eer en goede naam aangetast. Het slachtoffer voelde zich vernederd en heeft overstuur de balie verlaten.
Dat de verdachte, gelet op de gezondheidstoestand van zijn vader, geïrriteerd en boos was over (de onduidelijkheid die bestond omtrent) de wachttijd bij de poli, is begrijpelijk, maar rechtvaardigt geenszins de zeer kwetsende woorden die de verdachte vervolgens heeft gebezigd tegen het slachtoffer. Bovendien moeten hulpverleners bij hun werk niet worden gehinderd door beledigingen zoals die door de verdachte zijn geuit.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 september 2018, is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat deze strafzaak voor hem grote gevolgen heeft gehad, omdat er een artikel in de krant is verschenen en zijn werkgever van de zaak op de hoogte is gebracht. Hij is er door veel mensen in zijn omgeving op aangesproken en zijn werk als godsdienstleraar is hierdoor in gevaar gebracht, aldus de verdachte.
Het hof zal, alle omstandigheden in aanmerking nemende, afzien van een onvoorwaardelijke straf, maar acht het passend en geboden dat de verdachte – mede en ook gelet op zijn functie – een voorwaardelijke straf krijgt opgelegd in de vorm van een geldboete, om herhaling in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 350,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 200,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 april 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. I.P.A. van Engelen en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 oktober 2018.
mr. S. Johannes is buiten staat dit arrest te ondertekenen.