De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/23.2.2.2:23.2.2.2 Dwangsomvordering volgt hoofdvordering
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/23.2.2.2
23.2.2.2 Dwangsomvordering volgt hoofdvordering
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374325:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 11 maart 2005, RvdW 2005, 39(Rabobank/Stormpolder), zie ookJOR 2005, 131 m.nt. Kortmann en JIN 2005, 162, m.nt. Van Mierlo.
Conclusie A-G Wesseling-van Gent bij het arrest Rabobank/Stormpolder, 3.23.
Conclusie A-G Wesseling-van Gent 3.23-3.25; PitlofReehuis, Heisterkamp 2006, p. 626-627;Asser/Van Mierlo, Mijnssen & Van Velten 2003, p. 126; Kortmann 2005, p. 68; Tjon-En-Fa & Heemstra 2006, p. 247; Broekveldt 2005, p. 109.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De wet bevat ten aanzien van beslag en verpanding geen artikel dat met art. 6:142 BW vergelijkbaar is, op grond waarvan het recht op in de toekomst te verbeuren dwangsommen de vordering volgt ter afdwinging waarvan de dwangsomveroordeling is uitgesproken. Wel bestaat een aanknopingspunt om aan te nemen dat in geval van uitwinning van de hoofdvordering door de beslaglegger ook het recht op te verbeuren dwangsommen aan de beslaglegger toekomt; dit aanknopingspunt is gelegen in het oordeel van de Hoge Raad in het arrest Rabobank/Stormpolder.1 In het bijzonder werd in dit arrest bepaald dat de beslaglegger wiens derdenbeslag een vordering treft die met een hypotheekrecht is gesecureerd, van de aan het hypotheekrecht verbonden voorrang profiteert. Op basis van het arrest Rabobank/Stormpolder zou ook meer in het algemeen kunnen worden betoogd dat hetgeen in art. 6:142 BW is bepaald ten aanzien van nevenrechten niet slechts geldt voor het geval de hoofdvordering wordt gecedeerd, maar ook indien de hoofdvordering wordt beslagen. Wordt de beslagen hoofdvordering uitgewonnen, dan zou op basis van deze regel vervolgens kunnen worden aangenomen dat de beslaglegger in geval van uitwinning van de hoofdvordering ook recht heeft op dwangsommen die worden verbeurd in het geval de hoofdvordering niet wordt voldaan.
De bezwaren die ik in verband met art. 6:142 BW noemde met betrekking tot het handhaven van een toekomstige dwangsomvordering die op een andere partijverhouding is gebaseerd, gelden overigens ook hier.
Het is evenzo aannemelijk dat het recht op nog te verbeuren dwangsommen toekomt aan de pandhouder die tot uitwinning van de verpande hoofdvordering overgaat. De opvatting 'dat verpanding van een vordering de aan de vordering verbonden accessoria omvat'2 werd namelijk al vóór het arrest Rabobank/Stormpolder vrij algemeen aanvaard.3 De constatering is ten slotte van gering praktisch belang: in de praktijk zijn het veelal geldvorderingen die worden verpand en beslagen, terwijl de dwangsomveroordeling in beginsel - op een gering aantal uitzonderingen na - niet aan de veroordeling tot betaling van een geldsom kan worden verbonden.