Rb. Oost-Brabant, 03-02-2016, nr. 15, 2205
ECLI:NL:RBOBR:2016:392
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
03-02-2016
- Zaaknummer
15_2205
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2016:392, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 03‑02‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2016/128 met annotatie van M.P. van der Burg
Uitspraak 03‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Eiseres is de door de Nederlandse Staat aangewezen netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet in Nederland. Uit de statuten volgt dat de onderneming van eiseres onder meer ten doel de aanleg, de exploitatie, het beheer en/of onderhoud van netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit, waaronder landgrensoverschrijdende verbindingen, alsmede het meten van de op de netten en verbindingen ingevoerde en/of onttrokken elektrische energie. Gelet hierop is eiseres naar het oordeel van de rechtbank als ‘bevoegde aanlegger’ dan wel diens rechtsopvolger in de zin van artikel 5:20, tweede lid, van het BW, en daarmee als eigenaar van de betreffende hoogspanningsmasten aan te merken. In de Verordening Rioolheffing 2015 van de gemeente Asten is hoofdstuk III van de Wet WOZ,, waaronder artikel 16, van overeenkomstige toepassing verklaard. Nu de hoogspanningsmasten onderling door kabels met elkaar verbonden zijn en ze onderdeel uitmaken van hetzelfde - bij eiseres in gebruik zijnde - hoogspanningsnet, dienen de gebouwde eigendommen, voor zover zij gelegen zijn binnen de gemeente Asten, naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel in de zin van artikel 16, aanhef en onder d, van de Wet WOZ, en daarmee als één onroerende zaak, te worden beschouwd. Gelet hierop heeft verweerder ten onrechte voor elke hoogspanningsmast een afzonderlijke aanslag rioolheffing opgelegd. Geen sprake van onredelijke en willekeurige belastingheffing. Gesteld noch gebleken dat de rioolheffing is geheven voor een ander doel dan vermeld in de Verordening. Ten slotte is de keuze om een vrijstelling op te nemen voor hoogspanningsmasten aan de gemeentelijke regelgever. De rechtbank vermindert de aanslag rioolheffing naar het tarief voor één onroerende zaak.
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/2205
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2016 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: C. de Jong),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Asten, verweerder
(gemachtigde: M.A.A.M. Arts).
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres een gecombineerde aanslag gemeentelijke heffingen (aanslagnummer [nummer] ), met dagtekening 28 februari 2015, voor het belastingjaar 2015 opgelegd ten bedrage van in totaal [bedrag 2] . In dit geschrift zijn tevens voor 23 hoogspanningsmasten afzonderlijke aanslagen rioolheffing eigenarendeel bekend gemaakt tot een bedrag van in totaal [bedrag 2] .
Bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2015 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslagen rioolheffing gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. De zaak is gevoegd behandeld met zaak SHE 15/2206. Voor eiseres zijn verschenen [persoon 1] en [persoon 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting is de zaak SHE 15/2206 gesplitst van de onderhavige zaak en wordt in elke zaak separaat uitspraak gedaan.
Overwegingen
Feiten
Binnen de gemeente Asten zijn in het buitengebied 23 hoogspanningsmasten geplaatst die onderling zijn verbonden door stroom voerende kabels en deel uitmaken van een door eiseres beheerd hoogspanningsnet. Verweerder heeft voor elke hoogspanningsmast een aanslag rioolheffing opgelegd, daarbij uitgaande van een bruto vloeroppervlak van minder dan 40 m².
Geschil en beoordeling
1. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is uitsluitend de rioolheffing in geding. De rechtbank zal zich daarom tot dit geschilpunt beperken. De rechtbank ziet zich daarbij allereerst ambtshalve geplaatst voor de vraag of eiseres door verweerder terecht als belastingplichtige is aangemerkt.
2.Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015 (hierna: de Verordening) wordt de belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak.
3. Op grond van artikel 5:20, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger.
4. Eiseres is de door de Nederlandse Staat aangewezen netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet in Nederland. Gelet op artikel 2 van de statuten heeft de onderneming van eiseres onder meer ten doel de aanleg, de exploitatie, het beheer en/of onderhoud van netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit, waaronder landgrensoverschrijdende verbindingen, alsmede het meten van de op de netten en verbindingen ingevoerde en/of onttrokken elektrische energie. Gelet hierop is eiseres naar het oordeel van de rechtbank als ‘bevoegde aanlegger’ dan wel diens rechtsopvolger in de zin van artikel 5:20, tweede lid, van het BW, en daarmee als eigenaar van de betreffende hoogspanningsmasten aan te merken. Dat niet eiseres maar [bedrijf 1] BV de juridisch eigenaar van het Nederlands hoogspanningsnet is dat door eiseres wordt beheerd, doet aan het vorenstaande niet af. [bedrijf 1] BV heeft, gelet op de statutaire doelomschrijving - behoudens het in juridisch eigendom behouden van activa behorende tot het landelijk hoogspanningsnet - geen bedrijfsactiviteiten.5. Gelet hierop kan eiseres voor de toepassing van de Verordening als eigenaar van de 23 hoogspanningsmasten worden aangemerkt.
6 Verweerder heeft aan eiseres over het belastingjaar 2015 met betrekking tot deze 23 hoogspanningsmasten evenzovele aanslagen rioolheffing heeft opgelegd.
7. In de systematiek van de Verordening vormt het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak het belastbare feit. Gelet hierop ziet de rechtbank zich ambtshalve gesteld voor de vraag of verweerder terecht elke hoogspanningsmast als afzonderlijke onroerende zaak heeft aangemerkt, waarvan de eigendom evenzovele belastbare feiten oplevert.
8. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening wordt onder onroerende zaak verstaan de onroerende zaken als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet WOZ.
9. Nu voor de bepaling van hetgeen als onroerende zaak geldt hoofdstuk III van de wet WOZ in de Verordening van overeenkomstige toepassing is verklaard, is voor de objectafbakening artikel 16 van de Wet WOZ van belang. In dit artikel is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
a. een gebouwd eigendom;
b. (…);
c. (…);
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a (...) bedoelde eigendommen (...) die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; (…)”
10. Niet in geding is dat elke hoogspanningsmast geldt als een gebouwd eigendom in de zin van artikel 16, aanhef en onder a, van de Wet WOZ. Nu de hoogspanningsmasten onderling door kabels met elkaar verbonden zijn en ze onderdeel uitmaken van hetzelfde - bij eiseres in gebruik zijnde - hoogspanningsnet, dienen de gebouwde eigendommen, voor zover zij gelegen zijn binnen de gemeente Asten, naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel in de zin van artikel 16, aanhef en onder d, van de Wet WOZ, en daarmee als één onroerende zaak, te worden beschouwd. Gelet hierop heeft verweerder ten onrechte voor elke hoogspanningsmast een afzonderlijke aanslag rioolheffing opgelegd.
11. Met betrekking tot de door eiseres aangevoerde gronden overweegt de rechtbank ten slotte als volgt.
12. Artikel 228a van de Gemeentewet bevat geen voorschriften over de belastingplicht, het belastbare feit, de heffingsmaatstaven, de tarieven en wat overigens voor de heffing en de invordering van de rioolheffing van belang is. De gemeenteraad is daarom vrij om aan deze elementen van de rioolheffing in de desbetreffende belastingverordening de invulling te geven die hij wenst. Dit is slechts anders indien deze invulling leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, die de wetgever in formele zin bij de toekenning van de bevoegdheid om rioolheffingen in te voeren, niet op het oog kan hebben gehad. De raad van de gemeente Asten heeft ervoor gekozen iedere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak te onderwerpen aan de daar als ‘eigenarendeel’ aangeduide belasting. De belastingplicht is dus niet beperkt tot genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken die zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering of anderszins profijt hebben van de in artikel 228a, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening genoemde activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het achterwege laten van deze beperking leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing in de hiervoor bedoelde zin. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de rioolheffing niet alleen ziet op de bestrijding van de kosten verbonden aan de inzameling en zuivering van afval- en hemelwater, maar ook op de bestrijding van kosten verbonden aan het bevorderen van een goede grondwaterstand, een activiteit waarvan ook eiseres profijt heeft.
13. Gesteld noch gebleken ten slotte is dat de rioolheffing van de gemeente Asten is geheven voor een ander doel dan de bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de in artikel 228a, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening genoemde activiteiten of dat de opbrengst van de rioolheffing uitgaat boven de zo-even bedoelde kosten. Dat eiseres daarnaast ook een watersysteemheffing moet betalen aan het waterschap op basis van een andere wettelijke grondslag, doet aan de belastingplicht van eiseres ten aanzien van de rioolheffing niet af. De watersysteemheffing en de rioolheffing zien elk op de bestrijding van verschillende soorten kosten.
14. Eiseres voert tenslotte nog aan dat het onredelijk is dat verweerder de hoogspanningsmasten niet onder het vrijstellingenbeleid in de Verordening heeft laten vallen. De keuze om al dan niet voor een bepaalde categorie een vrijstelling te verlenen voor rioolheffing is aan de gemeentelijke regelgever, en staat als zodanig niet ter beoordeling aan de (belasting)rechter. In de Verordening is geen vrijstelling opgenomen voor hoogspanningsmasten. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er op grond van enige (hogere) wettige regeling een verplichting bestaat om haar vrij te stellen van rioolheffing.
15. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is, omdat verweerder ten onrechte aan eiseres voor alle 23 hoogspanningsmasten afzonderlijke aanslagen rioolheffing eigenarendeel heeft opgelegd. De rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien, waarbij zij de rioolheffing, uitgaande van een bebouwde onroerende zaak met een bruto vloeroppervlak van meer dan 40 m², met toepassing van artikel 5 van de Verordening vermindert tot een bedrag van € 192,-.
16. Dit betekent dat de hoogte van de gecombineerde aanslag met aanslagnummer [nummer] , met dagtekening 28 februari 2015, moet worden vastgesteld op in totaal [bedrag 3] (te weten de hoogte van de oorspronkelijke aanslag van [bedrag 2] verminderd met het bedrag van de verlaging rioolheffing van [bedrag 4] ). De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Niet gebleken is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- vermindert de gecombineerde aanslag met aanslagnummer [nummer] , met dagtekening 28 februari 2015, voor het belastingjaar 2015 naar een bedrag van
[bedrag 3] ;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, voorzitter, en mr. F.M. Rijnbeek en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.