HR, 04-10-2022, nr. 21/02299
ECLI:NL:HR:2022:1366
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-10-2022
- Zaaknummer
21/02299
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1366, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:899
ECLI:NL:PHR:2022:899, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1366
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal d.m.v. braak (art. 311.1 Sr). Ontbrekende pleitnota in hoger beroep. Pleitnota die in p-v van tz. in h.b. is vermeld, ontbreekt bij stukken die aan HR zijn gezonden. N.a.v. een door raadsman o.g.v. art. 4.3.6.3 Procesreglement HR gedaan verzoek is bij hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. HR kan daardoor niet nagaan of op tz. meer verweren zijn gevoerd dan die in ‘s hofs uitspraak zijn vermeld dan wel of daar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht die niet in deze uitspraak zijn vermeld. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02299
Datum 4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2021, nummer 21-001164-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat de pleitnota die op deze terechtzitting in hoger beroep door de raadsman van de verdachte aan het hof is overgelegd, zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2
Volgens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt het volgende in:
“De raadsman voert het woord tot verdediging aan de hand van zijn pleitnota, welke overlegd is aan het hof en aan dit proces-verbaal is gehecht.”
2.3
De pleitnota die in het proces-verbaal is vermeld, ontbreekt bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Naar aanleiding van een door de raadsman grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij het hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. De Hoge Raad kan daardoor niet nagaan of op de terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of daar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan die in de uitspraak van het hof zijn vermeld. Het cassatiemiddel slaagt daarom.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2022.
Conclusie 12‑07‑2022
Inhoudsindicatie
-
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02299
Zitting 12 juli 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 18 mei 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, heeft bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021 nietig is, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het hof overgelegde pleitnotities zich niet (meer) bij de stukken bevinden.
4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021 is aldaar door de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van zijn pleitnotities die door hem aan het hof zijn overgelegd.
5. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Overeenkomstig het Procesreglement heeft de raadsman van de verdachte bij bericht in het webportaal van de Hoge Raad van 17 maart 2022 tijdig aan de rolraadsheer verzocht alsnog in het bezit te worden gesteld van een afschrift van deze pleitnotities. Desgevraagd heeft de griffier van het hof bij brief van 4 april 2022 de Hoge Raad bericht dat deze pleitnotities niet op het hof zijn achtergebleven.
6. Gelet hierop valt niet na te gaan of ter terechtzitting verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens bij het hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
7. Het vorengaande brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en het tweede middel geen bespreking behoeft.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden