Einde inhoudsopgave
Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
11-09-1997, Stb. 1997, 514 (uitgifte: 13-11-1997, kamerstukken: 24622)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-1997, Stb. 1997, 678 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Staatsbosbeheer is belast met het beheer van de bij deze dienst krachtens eigendom of enig ander zakelijk dan wel enig persoonlijk recht berustende objecten en het verkrijgen van objecten, met als doelstelling bestaande, onderscheidenlijk potentiële, natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, dan wel de met die waarden verband houdende bestaande of potentieel aanwezige educatieve waarden, in het algemeen belang duurzaam in stand te houden, onderscheidenlijk met het oog daarop te ontwikkelen, een en ander in overeenstemming met het ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de voornoemde waarden door Onze Minister geformuleerd beleid. Onder beheer wordt mede verstaan de bevoegdheid tot vervreemding.
2.
Staatsbosbeheer is voorts belast met andere door Onze Minister opgedragen taken.
3.
Ten behoeve van de uitvoering van zijn taken is Staatsbosbeheer bevoegd goederen te verkrijgen en te vervreemden, alsmede alle andere handelingen te verrichten die voor een goede vervulling van zijn taken noodzakelijk zijn. Tot het verrichten van handelingen behoort ook het desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken van inlichtingen aan Onze Minister omtrent de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en vastgesteld beleid, voor zover betrekking hebbend op onderwerpen die verband houden met deze wet.
4.
Vervreemding van objecten behoeft de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister, tenzij het betreft een object dat is verkregen met het oog op een doelmatig beheer van een ander object en voor dat beheer niet meer noodzakelijk is.
5.
Onverminderd het vierde lid, behoeft vervreemding van objecten en andere onroerende zaken de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
6.
Staatsbosbeheer kan andere werkzaamheden uitvoeren, dan die welke rechtstreeks voortvloeien uit de in het eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde taken, mits die werkzaamheden:
- a.
samenhangen met de bij het eerste respectievelijk krachtens het tweede lid aan Staatsbosbeheer opgedragen taken;
- b.
niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en
- c.
tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht.