V-N 2020/8.18
Hoge Raad kent aanvullende immateriëleschadevergoeding toe in BPM-zaak
HR 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:154, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 januari 2020
- Magistraten
Koopman, Punt, Van Hilten, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
18/04777
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS185632:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Rente
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑01‑2020
ECLI:NL:HR:2020:154, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑01‑2020
- Wetingang
art. 8:73 Awb; art. 6:119 BW
Essentie
De Hoge Raad kent een immateriële schadevergoeding van € 2500 toe aan X bv, waaronder een aanvullende immateriële schadevergoeding van € 1 000.
Samenvatting
X bv importeert schade-auto’s. In verband met een geschil over de handelswaarde van enkele auto’s, legt de inspecteur een BPM-naheffingsaanslag op aan X bv. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de naheffingsaanslag niet te hoog is, maar dat X bv wel recht heeft op een immateriëleschadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad kent een immateriëleschadevergoeding van € 2500 toe aan X bv, waaronder een aanvullende immateriëleschadevergoeding van € 1000. Verder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.