Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling instandhouding monumenten
Artikel 12 Weigeringsgronden
Geldend
Geldend van 08-11-2024 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
29-10-2024, Stcrt. 2024, 35435 (uitgifte: 07-11-2024, regelingnummer: WJZ/48484506)
- Inwerkingtreding
08-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-10-2024, Stcrt. 2024, 35435 (uitgifte: 07-11-2024, regelingnummer: WJZ/48484506)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onverminderd artikel 7.6 van de Erfgoedwet wordt een aanvraag om subsidie in ieder geval geweigerd:
- a.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een woonhuis,
- b.
voor zover de subsidie naar het oordeel van de minister niet noodzakelijk is voor het normaal onderhoud van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel of voor het incidenteel onderhoud of conservering van het archeologisch monument of zelfstandig onderdeel,
- c.
voor zover de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van de minister niet sober en doelmatig zijn,
- d.
voor zover voor de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds rijkssubsidie wordt verstrekt of de kosten op andere wijze van rijkswege worden vergoed,
- e.
voor zover bij schade de subsidiabele kosten op grond van een verzekering worden gedekt,
- f.
voor zover de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht of op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds kunnen worden teruggevorderd,
- g.
voor zover aan de aanvrager voor het rijksmonument of zelfstandig onderdeel waarvoor subsidie wordt gevraagd, in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag subsidie is verleend op grond van deze regeling,
- h.
indien de aanvraag wordt ingediend buiten de termijn, bedoeld in artikel 6, of
- i.
indien de subsidiabele kosten van een aanvraag die betrekking heeft op een archeologisch rijksmonument minder dan € 3000 bedragen of minder dan € 6000 bedragen indien de aanvraag betrekking heeft op een ander rijksmonument.
2.
Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing op een aanvraag van een:
- a.
provincie, gemeente, waterschap of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of
- b.
professionele organisatie voor monumentenbehoud met een hoofdactiviteit tot het in stand houden van monumenten voor zover deze blijkt uit het aanwijzingsbesluit.