HR, 05-07-2011, nr. 10/00168 H
ECLI:NL:HR:2011:BR0300
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-07-2011
- Zaaknummer
10/00168 H
- LJN
BR0300
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR0300, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2011; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening.
5 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/00168 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 maart 2007, nummer 23/000014-05, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 3 januari 2005 - de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft bovendien kennis genomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvrage.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 juli 2011.