HR, 03-07-2018, nr. 16/04960
ECLI:NL:HR:2018:1058
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-07-2018
- Zaaknummer
16/04960
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1058, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑07‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:721
ECLI:NL:PHR:2018:721, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1058
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Mensensmokkel, art. 197a.2 Sr. Medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Frankrijk, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is. Bewijsklachten m.b.t. opzet op behulpzaamheid en wetenschap of vermoeden van wederrechtelijkheid verblijf. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/04960
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 3 oktober 2016, nummer 21/007568-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2018.
Conclusie 22‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Mensensmokkel, art. 197a.2 Sr. Medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Frankrijk, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is. Bewijsklachten m.b.t. opzet op behulpzaamheid en wetenschap of vermoeden van wederrechtelijkheid verblijf. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 16/04960 Zitting: 22 mei 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft de verdachte bij arrest van 3 oktober 2016 wegens “medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het protocol genoemd in artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door negentig dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2. Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij op in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, in Nederland en in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een ander, te weten een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum] 1969 te Nigeria), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Frankrijk, terwijl verdachte en haar mededader(s) wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers hebben/zijn verdachte en/of haar mededader(s) (telkens):
- contact gehad en/of onderhouden met en/of instructies ontvangen van en/of afspraken gemaakt met verdachtes mededader(s) en/of een of meer organisatoren met/over een
- onrechtmatig in Frankrijk wonende/verblijvende - man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] , over de organisatie en het sluiten van een zogenaamd schijnhuwelijk tussen die [betrokkene 1] en verdachte (zijnde [verdachte] ) en/of over het vervoer en/of verblijf van voornoemd(e) perso(o)n(en) naar/in Frankrijk en
- met verdachtes mededader genaamd of zich noemende [betrokkene 1] besproken/afgesproken dat zij (verdachte) in Frankrijk een (schijn)huwelijk zou aangaan met een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] en
- (meermalen) al dan niet met verdachtes mededader(s) naar Parijs afgereisd en in Parijs verbleven en naar de Nederlandse [] Ambassade in Parijs gegaan en (aldaar) een of meer consulaire verklaring(en) aangevraagd en/of laten aanvragen en/of afgehaald en/of afgegeven aan verdachtes mededader(s) en/of een of meer documenten ondertekend en
- een zogenaamde "Attestation D'Hebergement", bedoeld als bewijs van inschrijving/huisvesting van die [verdachte] en [betrokkene 1] in Frankrijk en een arbeidscontract met een werkgever in Parijs (op naam van verdachte) valselijk opgemaakt en/of valselijk laten opmaken en ondertekend en/of aan verdachtes mededader(s) afgegeven en
- een huwelijksdossier, met onder meer voornoemde valse/vervalste documenten bij de gemeente Bry sur Marne ingediend en/of laten indienen en daarmee kenbaar gemaakt dat een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] en die [verdachte] voornemens waren met elkaar te trouwen en (daarbij) een identiteitskaart (op naam van die [verdachte] ) overgelegd en/of getoond en een of meer documenten ondertekend en
- met verdachtes mededader(s) en een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] een trouwjurk en trouwringen en een bruidstaart uitgezocht en/of gekocht en
- in augustus 2011 in de gemeente Bry sur Marne een (schijn)huwelijk aangegaan en/of laten sluiten tussen verdachte en een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] en
- (aldus) handelingen verricht teneinde een man genaamd of zich noemende [betrokkene 1] een legaal verblijf in Frankrijk te verschaffen en het verblijf in Frankrijk van die [betrokkene 1] gefaciliteerd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.”
3.3. Blijkens de aanvulling verkort arrest steunt de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen met nummer 1306041109. AMB d.d. 5 juni 2013 (als bijlage 1 op pagina 2548 t/m 2561 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 2 mei 2013 werd door het Bureau Projectvoorbereiding van de brigade recherche District Landelijke en Buitenlandse eenheden (DLBE), Koninklijke Marechaussee te Utrecht, aan team 10 van de brigade recherche DLBE, Koninklijke Marechaussee, een algemeen proces-verbaal onderzoek VALBURG verstrekt, voorzien van het proces- verbaalnummer 28-088366. De inhoud van het voornoemd proces-verbaal betrof een in Frankrijk in de zomer van 2012 gestart onderzoek, naar een Nigeriaanse organisatie die zich bezighoudt met het sluiten van huwelijken tussen voornamelijk Nederlandse dames van Antilliaanse afkomst. Door middel van deze huwelijken konden de Nigeriaanse onderdanen een verblijfsvergunning verkrijgen en legaal op Frans grondgebied verblijven.
Door de brigadeleiding van het DLBE, brigade recherche, werd opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar verdachten in Nederland die nauw samenwerken met de Nigeriaanse organisatie in Frankrijk.
Het is gebleken dat de Nigeriaanse organisatie in Frankrijk contacten onderhoudt met een viertal verdachte personen in Nederland, welke zich in Nederland bezig houden met het ronselen van 'bruiden'. Nader onderzoek maakte duidelijk dat één van deze personen gebruik maakt van het telefoonnummer 06- [001] .
Als gebruiker van het telefoonnummer 06- [001] kan worden geïdentificeerd Egunor [betrokkene 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, Nigeriaanse nationaliteit. Hij verblijft vermoedelijk op het adres [a-straat 1] te Rotterdam. [betrokkene 2] staat als ongewenst vreemdeling geregistreerd binnen het Vreemdeling Basis Systeem van de Koninklijke Marechaussee.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen met nummer 1401081414.AMB d.d. 8 januari 2014 (als bijlage 2 op pagina 2562 t/m 2566 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van een verzoek aan Interpol om informatie over een huwelijk tussen [verdachte] en [betrokkene 1] werd op 8 juni 2013 informatie ontvangen dat op 27 augustus 2011 in de gemeente Bry Sur Mame (Frankrijk) een huwelijk gesloten was tussen:
[betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] -1969 te [geboorteplaats] en
[verdachte] , geboren [geboortedatum] -1990 te [geboorteplaats] . Als getuige bij dit huwelijk was onder andere aanwezig:
[betrokkene 3] , geboren [geboortedatum] -1971.
Uit onderzoek van telecommunicatie van de telefoon met nummer 06- [001] in gebruik bij verdachte [betrokkene 2] is gebleken dat er veelvuldige contacten zijn met Franse telefoonnummers, die in gebruik zijn bij [betrokkene 3] . Uit onderzoek in de inbeslaggenomen telefoon van [betrokkene 2] is gebleken dat er van en naar het Franse telefoonnummer + [002] , in gebruik bij [betrokkene 3] , sms-berichten zijn verstuurd die vermoedelijk te maken hebben met het organiseren van (schijn)huwelijken. [betrokkene 3] is getuige geweest bij meerdere (schijn)huwelijken, die mede zijn georganiseerd door verdachte [betrokkene 2] . Verdachte [betrokkene 2] heeft in 2012 tweemaal geld ontvangen van [betrokkene 3] , die het geld verzonden had vanuit Parijs. Uit de social media Facebook is gebleven dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] Facebook vrienden zijn van elkaar. Gezien het bovenstaande is het zeer aannemelijk dat [betrokkene 3] een (crimineel) contact is van [betrokkene 2] bij het organiseren van schijnhuwelijken.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer 140261105.AMB d.d. 26 februari 2014 (als bijlage 3 op pagina 2567 t/m 2578 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) met bijlagen, inhoudende:
• kopie uittreksel huwelijksakte opgemaakt 27 augustus 2011 ;
• kopie verklaring verblijf in Frankrijk;
• kopie paspoort [betrokkene 1] ;
• kopie identiteitskaart [verdachte] ;
• kopie aanvraag verblijfsvergunning;
• kopie arbeidscontract voor onbepaalde tijd.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal identificatie [verdachte] met nummer 1308071115.AJMB d.d. 7 augustus 2013 (als bijlage 4 op pagina 2579 t/m 2600 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) met bijlagen, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op woensdag 15 mei 2013 werd, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris, door de Officier van Justitie Landelijk Parket eenheid Noord- en Oost-Nederland te Zwolle een bevel tot opnemen van telecommunicatie afgegeven voor het telefoonnummer 06- [001] . In de periode van 15 mei 2013 tot 07 juni 2013 werden met bovengenoemd telefoonnummer 119 contacten geregistreerd met het telefoonnummer 06- [003] , met een vrouwelijke gebruiker. Dit bleken daadwerkelijke gesprekken te zijn of pogingen om in contact te komen, en/of sms berichten.
Uit de gesprekken tussen [betrokkene 2] met telefoonnummer 06- [001] en NNvrouw met telefoonnummer 06- [003] is het aannemelijk dat [betrokkene 2] en de NNvrouw samen een kind hebben.
Na 7 juni 2013 zijn er geen gesprekken meer geweest met het telefoonnummer 06- [001] . Hierop is na verkregen machtiging van de rechter-commissaris door de Officier van Justitie Landelijk Parket Eenheid Noord- en Oost-Nederland te Zwolle een bevel tot opnemen van telecommunicatie afgegeven voor het telefoonnummer 06- [003] in gebruik bij NNvrouw.
Op 15 juni 2013 omstreeks 02.25 uur vond er een gesprek plaats met de gebruiker van bovengemeld telefoonnummer en de gebruiker van telefoonnummer 06- [004] . In dit gesprek geeft de vrouwelijke gebruiker van telefoonnummer 06- [003] haar adres [b-straat 1] door.
Door opsporingsambtenaren belast met het beluisteren van tapgesprekken is middels stemvergelijking vastgesteld dat de vrouwelijke persoon die gebruik maakt van telefoonnummer 06- [003] en zich [verdachte] , [verdachte] en [verdachte] noemt, één dezelfde persoon betreft.
Op 18 juni 2013 werd de GBA-V bevraging gedaan. Hieruit bleek dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990, woonachtig is op het adres [b-straat 1] , [woonplaats] .
Door een informatierechercheur is op 19 juni 2013 een zoekslag gemaakt in het politiesysteem Blueview op de persoon [verdachte] genoemd. Dit leverde onder andere de navolgende informatie op:
Registratie PL1700 2011072855 BVH Rotterdam-Rijnmond:
In deze melding doet [verdachte] melding van het feit dat zij wil dat haar vriend, [betrokkene 2] het huis aan de [a-straat 1] te Rotterdam verlaat. Zij gaf aan dat haar vriend dat niet wilde. Beiden staan niet op dit adres ingeschreven, maar [verdachte] verklaarde wel dat zij als enige in een huurcontract stond vermeld.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen geboorteakte [betrokkene 1] met nummer 1402051121.IBN d.d. 5 februari 2014 (als bijlage 5 op pagina 2579 t/m 2600 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) met bijlagen, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 25 november 2013, werd onder leiding van de rechter-commissaris mr. E.M. Havik, belast met de behandeling van strafzaken bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, een doorzoeking verricht in de woning van [betrokkene 2] , [a-straat 1] Rotterdam.
In beslag genomen zijn onder andere documenten op naam van [betrokkene 1] :
- een geboorteakte op naam van [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] . Deze akte is afgegeven op 8 juni 2011 in Ikeja. Op de achterzijde van het document staat een stempel van de ambassade van Nigeria in Parijs, voorzien van de datum 28 juni 2011 en handtekening;
- ongehuwdverklaring op naam van [betrokkene 1] , afgegeven op 8 juni 2011. Op de achterzijde van het document staat een stempel van de ambassade van Nigeria in Parijs, voorzien van de datum 28 juni 2011 en een handtekening.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 1401241250.V-FURTS90.V01 d.d. 24 januari 2013 (als bijlage 6 op pagina 2607 t/m 2617 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Mijn zoontje is anderhalf, bijna twee jaar oud. De vader van mijn kind heet [betrokkene 2] . Mijn inkomen is ongeveer €1.100,- à € 1.200,- per maand, dit is inclusief kinderbijslag.
Ik maak niet zo vaak geld over naar het buitenland. Als iemand mij vraagt om hen te helpen met het overmaken van geld, dan doe ik dat wel. Dit doe ik dan via het GWK. Ik krijg dan geld van een persoon die mij vraagt om het geld over te maken naar het buitenland. Ik krijg dan geld en een naam en dan doe ik dat. Dit is meestal naar een familielid van deze persoon. Ik weet niet meer naar welk land dit is. Dit was voor een vriend. Ik wil niet zeggen voor wie dit was.
Ik ben in augustus 2011 getrouwd. Dit was met [betrokkene 1] . Hij is ongeveer 35 jaar oud. Ik ben in Parijs getrouwd en hij woonde ook in Parijs. Ik heb hem begin 2010 ontmoet. Ik ben hem een paar keer gaan opzoeken. Als ik daar was dan overnachtten we in een hotel. We deelden hier samen een hotelkamer. Hij heeft mij ten huwelijk gevraagd. Hij heeft alles geregeld. Ik heb me toen alleen maar druk hoeven maken over de jurk. Ik heb de jurk zelf uitgezocht en die heeft hij betaald. Hij heeft de kleding en de gemeente geregeld. Op de bruiloft waren alleen zijn vrienden aanwezig. Mijn familie was er niet bij. Mijn vader accepteerde hem niet.
Ik moest formulieren ophalen bij de Ambassade. Alle vragen bij de Ambassade zijn door [betrokkene 1] beantwoord, want ik spreek geen Frans.
Een vriend van hem en een vriend van mij waren getuige van het huwelijk. Ik wil niet vertellen wie die vriend van mij was.
We hebben het huwelijk aangevraagd bij de gemeente Bry sur Marne. We hadden daar een gesprek en er werden vragen gesteld over hoe wij elkaar ontmoet hadden. Ook hebben ze gevraagd waar ik woonde.
[betrokkene 1] woonde al anderhalf jaar in Frankrijk. Op 8 maart 2011 verbleef ik samen met [betrokkene 2] in dezelfde woning. [betrokkene 2] is mijn getuige bij het huwelijk geweest. Ik ken [betrokkene 2] ongeveer 3 à 4 jaar.
Ik heb de arbeidsovereenkomst en de verklaring van samenleving welke zijn overhandigd bij de aanvraag van het huwelijk nooit gezien.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 1401251030.V-FURTS90.V02 d.d. 25 januari 2013 (als bijlage 7 op pagina 2624 t/m 2630 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb 2 à 3 keer geld naar het buitenland overgemaakt. Dat was via Western Union. Ik wil niet vertellen voor wie ik dit heb gedaan. Het was niet mijn geld. Het gaat bij één keer om meer dan 1500 euro.
Ik heb 2 keer geld ontvangen via Western Union. Het ging de laatste keer om 1500 euro. Ik weet niet van wie ik dit geld heb ontvangen, het was voor een vriend. Ik weet niet welke vriend.
Ik reisde met de Thalys naar Parijs. Als [betrokkene 1] mijn ticket betaalde reisde ik Ie klasse, als ik zelf betaalde reisde ik 2e klasse. Ik ben ongeveer 15 keer op zijn kosten naar Parijs geweest. Ik verbleef daar meestal een weekend en soms tot anderhalve week. Ik verbleef dan samen met [betrokkene 1] in een hotel, dit waren verschillende hotels. [betrokkene 1] betaalde deze hotels altijd. Ik ben nooit bij [betrokkene 1] thuis geweest.
[betrokkene 3] was de getuige van [betrokkene 1] op mijn bruiloft.
[betrokkene 3] heeft samen met [betrokkene 1] heel veel geregeld voor ons huwelijk. Ik ben bij de gemeente Bry sur Marne geweest met beiden om de trouwdatum te regelen. Ik heb hiervoor getekend. Bij deze gemeente heeft de vrouw van de gemeente een kopie gemaakt van mijn Nederlandse identiteitskaart die jullie mij gisteren lieten zien. [betrokkene 1] heeft mijn trouwjurk betaald. [betrokkene 3] betaalde met geld van [betrokkene 1] . Daarna gingen [betrokkene 3] en ik sieraden kopen en handschoenen. [betrokkene 3] rekende contant af. [betrokkene 3] en ik hebben ook nog schoenen gekocht die [betrokkene 3] ook contant afrekende. [betrokkene 1] heeft de bruidstaart betaald. Ook hebben [betrokkene 1] en ik trouwringen uitgezocht die [betrokkene 1] heeft betaald. Na de bruiloft zijn [betrokkene 1] en ik twee nachten in een luxe hotel verbleven welke door [betrokkene 1] is betaald.
Vier dagen na de bruiloft ben ik naar Nederland gegaan.
[betrokkene 1] leidde een dubbelleven. Een leven in Nigeria met zijn vrouw en kinderen en een leven in Frankrijk. [betrokkene 1] heeft mij gebruikt alleen om zijn papieren te krijgen in Frankrijk.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 1311251220.V-UREVE84.V01 d.d. 25 november 2013 (als bijlage 8 op pagina 2635 t/m 2647 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
De meeste mensen noemen mij [betrokkene 2] , maar er zijn ook mensen die mij [betrokkene 2] noemen.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 1312041101.V-UREVE84.V07 d.d. 4 december 2013 (als bijlage 9 op pagina 2648 t/m 2661 van het proces-verbaal, genummerd 1403180726.AMB) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
De documenten van [betrokkene 1] zijn naar mij toegestuurd maar hij is ze nooit komen ophalen. [verdachte] is de moeder van mijn kind. Ik denk niet dat ze getrouwd is met [betrokkene 1] . Ik denk dat ze gescheiden zijn. Ik heb haar geholpen met de scheiding. Ik probeerde de man te helpen om een beter leven te krijgen. Ik wist niet dat dit een strafbaar feit was. Daarom heeft ze besloten om te scheiden. Ik bedoel met de man [betrokkene 1] .”
3.4. Aan de bewezenverklaring heeft het hof de volgende bewijsoverweging gewijd:
“De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot Frankrijk en te veroordelen ter zake het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf in Frankrijk.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat, nu verdachte de echtscheiding heeft aangevraagd en [betrokkene 1] geen verblijfsvergunning heeft aangevraagd, er sprake is van een poging terwijl enkel het voltooide delict is ten laste gelegd. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet het oogmerk van winstbejag had. Zij meende dat er sprake was van een echt huwelijk. De cadeautjes, de jurk en de sieraden die zij heeft gekregen waren ten behoeve van het huwelijk. Ook ten aanzien van de hotelovernachtingen in Parijs zou geen sprake zijn geweest van zelfverrijking.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot Frankrijk, nu [betrokkene 1] al (illegaal) in Frankrijk verbleef.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf in Frankrijk wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het navolgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdacht op 27 augustus 2011 in Frankrijk is getrouwd met - de illegaal in Frankrijk verblijvende - [betrokkene 1] , althans een man die zich zo noemt. Bij de huwelijksaanvraag zijn valse papieren overgelegd. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] een trouwjurk, sieraden, handschoenen en schoenen voor haar heeft betaald. [betrokkene 1] heeft ook de bruidstaart en de trouwringen betaald. Daarnaast betaalde [betrokkene 1] meestal de treintickets van verdachte van Nederland naar Parijs en betaalde hij het verblijf in hotelkamers. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , de hoofdverdachten in het Franse onderzoek Dreamseller naar schijnhuwelijken tussen Nigeriaanse mannen en veelal Nederlandse vrouwen, waren getuige van de huwelijksvoltrekking.
Verdachte heeft verklaard dat zij geld heeft ontvangen via Western Union. De laatste keer ging dat om 1.500 euro. Ze heeft verklaard niet te weten van wie ze dit geld heeft ontvangen. Het geld zou voor een vriend zijn, maar ze weet niet welke vriend.
Vier dagen na de huwelijksvoltrekking is ze weer naar Nederland gegaan, alwaar de echtscheiding is aangevraagd. Ze heeft nooit samengewoond met [betrokkene 1] in Frankrijk.
Het hof acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte een illegaal in Frankrijk verblijvende persoon, te weten [betrokkene 1] , opzettelijk behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van legaal verblijf in Frankrijk door met [betrokkene 1] een schijnhuwelijk aan te gaan.
De Hoge Raad heeft uiteengezet dat van winstbejag, als bedoeld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, kan worden gesproken indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de dader op de bedoelde verrijking uit is geweest (HR 13 november 2012, ECL1:NL:HR:2012:BX5419).
Het hof overweegt dat de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden wijzen op handelen uit winstbejag door verdachte, nu [betrokkene 1] een jurk, sieraden, handschoenen en schoenen voor verdachte, alsmede treintickets en het verblijf in hotels in Parijs heeft bekostigd. [betrokkene 1] heeft daarbij luxe goederen, meerdere reizen per trein naar Parijs onder meer in de eerste klas en een luxe verblijf in Parijs, hetgeen verdachte zich gelet op haar financiële situatie nooit zou kunnen veroorloven, mogelijk gemaakt, hetgeen aan te merken is als een verrijking door verdachte.”
3.5. Het in art. 197a lid 2 Sr strafbaar gestelde feit houdt een verbod in om een ander uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het verschaffen van verblijf in één van de in dat lid genoemde landen, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.
3.6. Vooropgesteld zij dat de behulpzaamheid in de delictsomschrijving van voornoemd artikel overeenkomstig de medeplichtigheid ex art. 48 Sr uitgelegd dient te worden.1.Dat betekent dat de handelingen van de verdachte het (verdere) verblijf van de vreemdeling in het land in kwestie in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. Niet vereist is dat het (voorwaardelijk) opzet zich uitstrekt tot de wederrechtelijkheid van dat verblijf.2.In het kader van die behulpzame handelingen valt te denken aan het werven van klanten door het aanbieden van diensten, de begeleiding tijdens de reis, het verlenen of verzorgen van onderdak en vervoer tijdens de reis, het verzorgen van (valse of vervalste) documenten, het op valse uitnodiging doen verlenen van visa, de opvang en begeleiding in het land van bestemming,3.maar ook het arrangeren van schijnhuwelijken.4.
3.7. Het eerste deel van het middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf, omdat zij documenten bij de Ambassade moest ophalen alwaar alle vragen door [betrokkene 1] zijn beantwoord omdat de verdachte geen Frans spreekt en de verdachte daarnaast de vervalste arbeidsovereenkomst en verklaring van samenleving nooit heeft gezien.
3.8. Het hof heeft de handelingen waaruit de behulpzaamheid blijkt, opgesomd in de bewezenverklaring, zoals weergegeven in het voorgaande onder 3.2. De opvatting van de steller van het middel dat het hof de behulpzaamheid van de verdachte klaarblijkelijk gevonden heeft in de bewezenverklaring van het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, geeft blijk van een onjuiste lezing van de bewezenverklaring van het hof. Deze lezing miskent dat in een bewezenverklaring zoals de onderhavige, naar aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging, niet vereist is dat uitgewerkt wordt of en zo ja welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel haar mededader(s) hebben verricht.5.
3.9. Voorts kan de vraag of de verdachte door het aangaan van het huwelijk minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad om [betrokkene 1] behulpzaam te zijn in het verschaffen van verblijf reeds volgen uit de overweging die het hof heeft gewijd aan het in hoger beroep gevoerde verweer aangaande het (ontbreken van het) oogmerk van winstbejag van de verdachte. In ’s hofs verwerping van dat verweer ligt besloten dat zij opzettelijk gehandeld heeft. Aldus is de bewezenverklaring op het punt van het opzettelijk behulpzaam zijn niet onbegrijpelijk.
3.10. Voor het overige komt het middel op tegen de bewezenverklaring omdat het oordeel van het hof dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was, niet zonder meer uit de bewijsmiddelen zou kunnen volgen. Haar verklaring dat [betrokkene 1] een dubbelleven leidde, een vrouw en kinderen had in Nigeria en de verdachte enkel en alleen gebruikt heeft om zijn papieren te krijgen in Frankrijk, kan volgens de steller van het middel niet tot de conclusie leiden dat zij hiermee reeds voorafgaand aan de huwelijksvoltrekking bekend was.
3.11. In het kader van de beoordeling van dit deel van het middel kan vooropgesteld worden dat degene die een ander behulpzaam is in de zin van art. 197a Sr moet weten of ernstige redenen moet hebben om te vermoeden dat het verblijf van die ander wederrechtelijk is. Het hiermee bedoelde bijkomende (voorwaardelijk6.) opzet respectievelijk bijkomende culpa hebben rechtstreeks betrekking op die wederrechtelijkheid.7.Ingeval, zoals ook hier, het ‘weten’ en ‘ernstige reden hebben te vermoeden’ als nevengeschikte alternatieven zijn opgenomen in de tenlastelegging, ontbreekt het aan belang voor de strafrechtelijke betekenis van het feit om een keuze tussen deze beide varianten te maken.8.
3.12. In het onderhavige geval blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dat de verdachte wist dat haar uit Nigeria afkomstige aanstaande echtgenoot [betrokkene 1] anderhalf jaar in Frankrijk verbleef. Daarnaast blijkt dat zij formulieren heeft opgehaald bij de Ambassade, waar zij [betrokkene 1] het woord heeft laten doen, omdat zij zelf geen Frans spreekt. Ook blijkt dat zij geen kennis heeft genomen van de bij de aanvraag van het huwelijk overhandigde arbeidsovereenkomst en de verklaring van samenleving. Van de verdachte had mijns inziens tenminste verwacht mogen worden dat zij voorafgaand aan de huwelijksvoltrekking informatie zou hebben ingewonnen over hetgeen in voorbereiding daarop is besproken en gedocumenteerd. Nu niet is gebleken dat de verdachte hier enig onderzoek naar heeft gedaan, heeft zij het risico op de koop toegenomen dat haar ‘aanstaande’ wederrechtelijk in Frankrijk verbleef.9.Mede in aanmerking genomen dat door of namens de verdachte op dit punt in hoger beroep geen verweer is gevoerd, is de bewezenverklaring op het punt van de wetenschap van verdachte of de ernstige redenen om te vermoeden dat het verblijf van [betrokkene 1] wederrechtelijk was voldoende met redenen omkleed.
3.13. Het middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑05‑2018
Vgl. HR 7 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1001, rov. 5.5.
HR 20 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1257 (Schijnhuwelijk), NJ 1999/48; HR 7 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1001, zie ook de conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee voorafgaand aan HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1091, onder punt 15.
Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, rov. 3.4.
Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetsgeschiedenis bij art. 197a Sr dat onder ‘wetende dat’ ook het voorwaardelijk opzet kan worden begrepen, zie HR 9 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3247, NJ 2010/530, rov. 4.2.
Kamerstukken II, 1991/92, 22 142, nr. 3, p. 12. Vgl. de schuldheling die De Hullu als voorbeeld noemt van een culpoos delict waarbij de schuld betrekking heeft op een bijkomende omstandigheid, zie J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2015, p. 276-277.
Zie ook de conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee voorafgaand aan HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1091, onder punt 10.
Vgl. Gerechtshof Den Haag 6 juni 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BD3374.