Einde inhoudsopgave
Arbeidstijdenwet
Artikel 4:8[Borstvoeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1996
- Bronpublicatie:
23-11-1995, Stb. 1995, 598 (uitgifte: 19-12-1995, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23646 Overheid.nl: 23646)
- Inwerkingtreding
01-01-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1995, Stb. 1995, 600 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Een vrouwelijke werknemer, die een borstkind voedt, heeft, indien zij de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld, gedurende de eerste 9 levensmaanden van dat kind het recht de arbeid te onderbreken ten einde in de nodige rust en afzondering haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven. De werkgever biedt haar daartoe de gelegenheid en stelt, waar nodig, een geschikte af te sluiten besloten ruimte ter beschikking.
2.
De onderbrekingen, bedoeld in het eerste lid, vinden plaats zo vaak en zo lang als nodig is doch bedragen gezamenlijk ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst. De vaststelling van het tijdstip en de duur van de onderbrekingen vindt plaats door de betrokken vrouwelijke werknemer na overleg met de werkgever.
3.
De duur van de onderbrekingen, bedoeld in dit artikel, gelden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als arbeidstijd, waarover de vrouwelijke werknemer haar aanspraak op het naar tijdruimte vastgesteld loon behoudt.
4.
Elk beding waarbij ten nadele van de vrouwelijke werknemer wordt afgeweken van dit artikel, is nietig.