Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Nigeria tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 09-12-1992
- Bronpublicatie:
11-12-1991, Trb. 1992, 12 (uitgifte: 29-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-12-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1992, Trb. 1992, 183 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a.
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- b.
een filiaal;
- c.
een kantoor;
- d.
een fabriek;
- e.
een werkplaats, en
- f.
een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3
a.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid omvat de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een plaats van uitvoering van een bouwwerk, constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden, alsmede daarmee verbandhoudende werkzaamheden van toezichthoudende aard, het verlenen van diensten, waaronder begrepen diensten van adviserende aard door een onderneming door middel van werknemers of ander personeel die door de onderneming daarmee zijn belast, maar alleen indien deze werkzaamheden worden verricht gedurende een tijdvak van meer dan 3 maanden.
b.
Indien het echter gaat om installatiewerkzaamheden die verband houden met de verkoop van machines door een onderneming in de andere Staat en de installatiewerkzaamheden nodig zijn om de verkoop van die machines of uitrusting te voltooien, dan zullen die installatiewerkzaamheden in dat geval geen vaste inrichting vormen, tenzij de duur ervan zes maanden overschrijdt.
4.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking ‘vaste inrichting’ niet geacht te omvatten:
- a.
het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
- c.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- d.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat een vaste bedrijfsinrichting die gebruikt wordt als een verkoopgelegenheid niettegenstaande het feit dat deze vaste bedrijfsinrichting overigens wordt aangehouden voor een van de werkzaamheden die worden genoemd in het vierde lid van dit artikel.
6.
Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een van de Staten te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van zulk een vertegenwoordiger echter uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden verricht voor die onderneming, wordt hij niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger in de zin van dit lid te zijn.
7.
Indien een persoon — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is — in een van de Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstbedoelde Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon:
- a.
een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken; of
- b.
in eerstbedoelde Staat — ten behoeve van de verkoop van goederen of koopwaar — gewoonlijk orders verwerft uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor de onderneming zelf of voor de onderneming en andere ondernemingen die zij beheerst of door welke zij wordt beheerst.
8.
Onder voorbehoud van de voorafgaande bepalingen van dit artikel maakt het feit dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.