Einde inhoudsopgave
Rapport alimentatienormen 2010
104 Rendementsgrondslag
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% (forfaitair rendement 109) van het gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar en de rendementsgrondslag aan het eind van het kalenderjaar (105), voor zover het gemiddelde meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen (106), indien van toepassing vermeerderd met de kinder- en/of ouderentoeslag (107).
De waarde van de bezittingen genoemd onder 102a, b en c, verminderd met de waarde van de schulden vormt de rendementsgrondslag voor de bepaling van de belastingheffing. Belastingschulden en schulden beneden een in de wet vastgelegd bedrag tellen daarbij niet mee.
De wet kent een aantal vrijstellingen, bijv.: bossen, natuurterreinen en landgoederen, voorwerpen van kunst en wetenschap, rechten op roerende zaken verkregen krachtens erfrecht, rechten op kapitaaluitkering die uitsluitend plaatsvinden bij overlijden, invaliditeit, ziekte of ongeval, spaartegoeden e.d. die worden aangehouden ingevolge spaarloon- en premiespaarregeling en maatschappelijke beleggingen zoals bepaalde groene beleggingen en bepaalde leningen aan beginnende ondernemers.
De bezittingen en schulden worden in aanmerking genomen voor de waarde in het economisch verkeer. Voor de bepaling van de waarde kan in beginsel aansluiting worden gezocht bij de aangifte IB die is gedaan onder de Wet IB 2001 en daarop volgende aanslag IB.