Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2019, nr. 200.234.029
ECLI:NL:GHARL:2019:151, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-01-2019
- Zaaknummer
200.234.029
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:151, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑01‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:802, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Arrest: ECLI:NL:GHSHE:2020:2980
ECLI:NL:GHARL:2018:6141, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑07‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JAAN 2019/87 met annotatie van
Uitspraak 08‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Voldoet Evergreen aan een gestelde ervaringseis (geformuleerd als een geschiktheidseis) en moet haar alsnog een opdracht tot behandeling van specialistische ggz worden gegund?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.234.029
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 329320)
arrest in kort geding van 8 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidEvergreen GGZ B.V.,
gevestigd te Arnhem,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Evergreen,
advocaat: mr. J.A. van Ham,
tegen
Gemeente Nijmegen,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. T. van Wijk.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
Bij tussenarrest van 3 juli 2018 heeft het hof een meervoudige comparitie van partijen gelast, die op 23 oktober 2018 heeft plaatsgevonden. Partijen en hun advocaten zijn verschenen en hebben inlichtingen verschaft, waarbij de advocaten op schrift gestelde spreekaantekeningen hebben overgelegd.
1.2
Het hof heeft vervolgens op basis van het reeds overgelegde procesdossier arrest bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 van het bestreden vonnis van 5 januari 2018, die hieronder enigszins aangevuld voor de overzichtelijkheid worden herhaald.
2.2
Evergreen is een GGZ-instelling. Op 25 september 2017 heeft de Regio Gemeente Nijmegen, bestaande uit de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar en Nijmegen (hierna ook te noemen: de aanbestedende dienst), een offerteaanvraag gepubliceerd onder de naam Jeugd-ggz, 17INK024. De offerteaanvraag vermeldt voor zover thans van belang:
‘(…)
2.4.4
VOORBEHOUDEN AAN AANBESTEDENDE DIENST
(…)
5. De Aanbestedende dienst behoudt zich het recht voor Inschrijvers om een toelichting op of aanvulling van hun Inschrijving te verzoeken. Een toelichting of aanvulling mag nooit leiden tot een (inhoudelijke) wijziging van de Inschrijving. Bij het verzoek om een toelichting of aanvulling zal de Aanbestedende dienst altijd de aanbestedingsbeginselen in acht nemen.
(…)
3.3
INDELING EN INHOUD INSCHRIJVING
De Aanbestedende dienst toetst op uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen.
(…)
Op basis van uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen moet de Inschrijver verschillende bewijsstukken overleggen.
3.3.1
AANLEVEREN BEWIJSSTUKKEN
De Inschrijving dient (op straffe van ongeldigheid) de bewijsstukken te bevatten die in deze paragraaf worden benoemd. Het aanleveren van de bewijsstukken dient plaats te vinden volgens onderstaande tabel. (…)
(…) | ||
10. Bewijs ervaring | Standaardformulier Referentie (Bijlage 10) | - |
(…) |
(…)
10. Bewijs ervaring
Inschrijver dient te beschikken over aantoonbare kennis en ervaring. De vereiste capaciteit, kennis en ervaring moet zijn opgedaan in en moet blijken uit één relevante referentieopdracht (bijlage 10), die in de afgelopen 3 jaar is uitgevoerd. De gevraagde kerncompetentie voor deze Opdracht is:
1. ZIN-referentie (1 of meerdere referenties met minimaal 5 Cliënten), of
2. PGB-referentie geanonimiseerd (1 of meerdere referenties met minimaal 5 Cliënten)
Referenties moeten per dienstperceel waarop Inschrijver zich Inschrijft worden aangeleverd middels het Standaardformulier Referentie (Bijlage 10).
(…)
4. Gunning
(…)
4.5
Inschrijver kan schriftelijk bezwaar maken tegen een voornemen tot gunning respectievelijk zijn afwijzing/uitsluiting. Een Inschrijver verwerkt (echter) zijn recht om op te komen tegen het voornemen tot gunning respectievelijk afwijzing/uitsluiting wanneer de Aanbestedende Dienst niet binnen twintig (20) kalenderdagen na de datum van verzending van het voornemen tot gunning respectievelijk afwijzing/uitsluiting is gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem door de rechtsgeldige betekening binnen de genoemde termijn van een kort gedingdagvaarding.
(…)’
2.3
Bijlage 10 bij de offerteaanvraag luidt als volgt:
2.4
Evergreen heeft tijdig op de opdracht ingeschreven. Daarbij heeft zij als referentie voor de behandeling basis ggz het Regionaal Ondersteuningsbureau Nijmegen (hierna: het ROB Nijmegen) opgegeven, met als toelichting daarop dat zij in de afgelopen jaren cliënten in de regio heeft behandeld en ook buiten de regio. Ook voor de behandeling van specialistische ggz heeft Evergreen het ROB Nijmegen als referentie opgegeven.
2.5
De aanbestedende dienst heeft de inschrijving van Evergreen beoordeeld. In dat kader is bij het ROB Nijmegen navraag gedaan of Evergreen in de afgelopen drie jaar aan ten minste vijf cliënten een basis ggz behandeling heeft verleend. Hierop is bevestigend geantwoord. Op de vraag of het ROB Nijmegen kon bevestigen dat Evergreen ook aan ten minste vijf cliënten een specialistische ggz behandeling heeft verleend, is aangegeven dat Evergreen in 2017 geen overeenkomst met de gemeente regio Nijmegen had voor het verlenen van specialistische ggz behandelingen en dat Evergreen deze behandelingen (dus) ook nooit bij het ROB Nijmegen heeft gedeclareerd, zodat zij niet kan bevestigen dat Evergreen ten minste vijf cliënten heeft behandeld.
2.6
Op 1 november 2017 heeft de aanbestedende dienst de voorlopige gunningsbeslissingen aan de inschrijvers bekend gemaakt. Aan Evergreen is de opdracht met betrekking tot basis ggz gegund en de opdracht met betrekking tot specialistische ggz niet.
2.7
Naar aanleiding van de voorlopige gunningsbeslissing heeft een gesprek plaatsgevonden tussen een vertegenwoordiger van de aanbestedende dienst en de [bestuurder Evergreen] , bestuurder van Evergreen. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat Evergreen niet aan de eis voldoet dat zij in de afgelopen drie jaar aan ten minste vijf cliënten een specialistische ggz behandeling heeft verleend. Evergreen was het daar niet mee eens en heeft extra tijd gevraagd om aan te kunnen tonen dat zij wel aan de eis voldoet. [bestuurder Evergreen] heeft vervolgens bij e-mailbericht van 27 november 2017 onder meer het volgende aan het ROB Nijmegen geschreven:
‘Sinds 2016 (hiervoor zorgverzekeraars). heeft Evergreen-GGZ een overeenkomst voor basis en gespecialiseerde ggz met ROB. Vorig jaar is deze overeenkomst BGZZ en SGGZ verlengd.
Vorig jaar hebben wij ook een wijziging van onze nieuwe agbcode doorgegeven, zie de bijlage wijzigingsformulier. Deze wijziging is niet goed doorgegeven aan andere gemeentes, bijvoorbeeld aan de gemeente Berg en Dal. Deze gemeente heeft een andere AGB code 22220736.
Bij de gemeente Nijmegen, hier staat Evergreen-GGZ wel met de goede agbcode 22220738 geregistreerd, maar het product JW 52 is niet toegevoegd.
Hier kwamen wij nu pas erachter.
Zou u de correcte agbcode 22220738 willen doorgeven aan andere gemeentes en het product JW 52 willen toevoegen aan deze agbcode.
(…)’
2.8
In reactie op dit bericht heeft mevrouw [procescoördinator] , werkzaam als procescoördinator bij het ROB Nijmegen, bij e-mailbericht van 29 november 2017 het volgende aan Evergreen bericht:
‘Vorig jaar is uw contract alleen verlengd op Basis GGZ, mede omdat u nooit een inschrijving op S-GZZ heeft gedaan; zie in de bijlage uw eigen aanlevering en contract. Zodoende is de S-GGZ niet in de regio opgevoerd voor u en is dat ook nu niet mogelijk. Het ROB gaat dus niet de JW 52 toevoegen.
MBT de wijzing van uw AGB code is dit wel correct doorgegeven aan Berg en Dal, maar ik denk dat in de verwerking hier iets is misgegaan. Ik zojuist nogmaals de wijziging doorgegeven om zeker te zijn.’
2.9
De aanbestedende dienst is hierna niet op haar voorlopige gunningsbeslissing teruggekomen.
2.10
Op 6 maart 2018 is de aanbestedende dienst tot definitieve gunning overgegaan.
3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1
Evergreen heeft in eerste aanleg gevorderd:
Primair
I de Gemeente te verbieden de opdracht op basis van de huidige gunningsbeslissing aan enige derde te gunnen en de Gemeente te gebieden de opdracht te gunnen aan Evergreen, voor zover de Gemeente de opdracht nog altijd wenst te gunnen;
Subsidiair
II de Gemeente te verbieden de opdracht definitief te gunnen op basis van de huidige gunningsbeslissing aan enige derde, totdat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden, de Gemeente te gebieden tot een herbeoordeling over te gaan nadat zij Evergreen de mogelijkheid tot herstel heeft geboden en de Gemeente te gebieden om op basis van die herbeoordeling een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
Meer subsidiair
III elke andere voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van Evergreen;
Primair en (meer) subsidiair
IV de Gemeente te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Evergreen afgewezen en haar in de proceskosten en de nakosten veroordeeld. Daartoe heeft de voorzieningenrechter samengevat overwogen dat niet kon worden vastgesteld dat Evergreen aan de in de aanbestedingsprocedure gestelde geschiktheidseis/ervaringseis dat zij in de afgelopen drie jaren aan ten minste vijf cliënten specialistische ggz heeft verleend, had voldaan. Daarnaast had Evergreen slechts één van de gemeenten die onderdeel uitmaakte van de aanbestedende dienst gedagvaard, zodat ook daarom de door Evergreen ingestelde vordering niet voor toewijzing in aanmerking kon komen, aldus de voorzieningenrechter.
4. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1
De Gemeente beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van Evergreen in haar hoger beroep, omdat zij enkel de Gemeente Nijmegen heeft gedagvaard, terwijl de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door zes gemeenten is uitgevoerd. Het is vaste rechtspraak dat alle bij de aanbestedingsprocedure betrokken aanbestedende diensten - in dit geval de in 2.2 genoemde gemeenten - tezamen gedagvaard moeten worden, omdat sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. Bovendien had het dagvaarden van de aanbestedende dienst en daarmee álle gemeenten binnen de termijn van 20 dagen na de gunningsbeslissing in de offerte-aanvraag op straffe van verval van recht moeten plaatsvinden, hetgeen niet is gebeurd, aldus de Gemeente.
4.2
Het hof volgt de Gemeente daarin niet. Ten aanzien van de eerste grond die de Gemeente voor de niet-ontvankelijkheid heeft aangevoerd, geldt dat als sprake is van een vordering waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen, alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen in het geding dienen te worden opgeroepen (zie HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR 2017:411en HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR 2018:649). De in de offerte-aanvraag als Aanbestedende dienst vermelde Regio Nijmegen is niet een rechtspersoon. Het gaat daarom om een gezamenlijke aanbesteding door de zeven gemeenten. Van iedere gemeente is op grond van de artikelen 8.1.1 Jeugdwet en verder het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag voor de verstrekking van zorg in natura of van een persoonsgeboden budget. Niet gebleken is van delegatie/mandaat door de colleges ter zake van deze bevoegdheden aan een ander bestuursorgaan. Op p. 12 van de offerte-aanvraag is vermeld dat iedere gemeente een geografisch perceel vormt, waarop inschrijvers kunnen inschrijven. Ter zitting heeft de Gemeente verklaard dat een inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund, een raamovereenkomst sluit met alle gemeenten en dat hij gerechtigd is zorg te verlenen aan cliënten woonachtig in andere geografische percelen (gemeenten), ook al heeft hij slechts ingeschreven op één perceel. Er staat echter niet dat zorgverlening aan cliënten in andere gemeenten een verplichting is. In dit geval is het daarom niet rechtens noodzakelijk dat de beslissing voor alle gemeenten hetzelfde luidt. Zonder problemen kan immers uitvoering worden gegeven aan een overeenkomst die alleen tussen Evergreen en de Gemeente geldt.
Ten aanzien van de tweede grond stelt het hof het volgende voorop. Bij de uitleg van de offerte dient acht te worden geslagen op de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van, in beginsel, alle aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de stukken zijn gesteld. De bedoelingen van de aanbestedende dienst zijn daarbij dus niet van belang, tenzij deze bedoelingen uit de aanbestedingsdocumenten en de toelichting kenbaar zijn.
Indachtig dit criterium is het hof voorshands van oordeel dat artikel 4.5 van de offerte-aanvraag (geciteerd in rov. 2.2), anders dan de Gemeente voorstaat, niet aldus moet worden uitgelegd dat Evergreen niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij maar één Gemeente heeft gedagvaard. De strekking van dit artikel is inschrijvers erop te attenderen dat binnen 20 dagen moet worden gedagvaard, zodat dit artikel ziet op de in acht te nemen termijn van artikel 2.127 Aanbestedingswet 2012. Dat in de begrippenlijst de ‘Aanbestedende dienst’ wordt gedefinieerd als ‘Regio Nijmegen zijnde de Gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen’ doet hier onvoldoende aan af.
5. De beoordeling van het hoger beroep
5.1
Ook in hoger beroep vloeit de spoedeisendheid van de vorderingen voldoende uit de stellingen van Evergreen voort.
5.2
De kern van het geschil tussen partijen vormt de vraag of Evergreen aan de ervaringseis (geformuleerd als een geschiktheidseis) voldoet, inhoudende dat zij in de afgelopen drie jaar (te weten: de jaren 2015, 2016 en 2017) via het ROB Nijmegen aan ten minste vijf patiënten specialistische ggz zorg heeft verleend. Voorts strekken de vorderingen, zo begrijpt het hof de opstelling van Evergreen, kennelijk voornamelijk tot het alsnog gunnen aan haar van een opdracht tot behandeling van specialistische ggz, en niet primair dat zij hiermee de gunning aan een ander wenst te blokkeren of ongedaan te maken, zoals hierna aan de orde zal komen.
5.3
Evergreen heeft op 22 oktober 2017 (met een aanvulling op 27 oktober 2017) tijdig ingeschreven op het ‘dienstperceel’ behandeling specialistische ggz. Om te toetsen of aan de ervaringseis is voldaan, dienden de inschrijvers bij hun inschrijving één of meer referenten op te geven. Als referent voor dit perceel heeft Evergreen het ROB Nijmegen opgegeven. Het ROB Nijmegen heeft bij navraag door de Aanbestedende dienst geantwoord dat Evergreen in 2017 geen overeenkomst met de gemeente regio Nijmegen had voor het verlenen van specialistische ggz behandelingen en dat Evergreen deze behandelingen (dus) ook nooit bij het ROB Nijmegen heeft gedeclareerd, zodat zij niet kan bevestigen dat Evergreen ten minste vijf cliënten heeft behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat ten tijde van voormelde inschrijving door Evergreen vijf door haar verleende specialistische ggz behandelingen bij het ROB Nijmegen waren geregistreerd, te weten de patiënten met nummers 1325, 1375 en 1391 (productie 17 Evergreen eerste aanleg) en de patiënten [patiënt x] en [patiënt y] (productie 5 en 6 bij de memorie van grieven). Daarmee heeft Evergreen naar het oordeel van het hof voldaan aan de gestelde ervaringseis. Dat van de één (te weten: patiënt [patiënt y] ) de bekostiging nadien is ingetrokken (productie 6 bij memorie van grieven) omdat er een ‘foutief besluit is geweest vanuit de gemeente Druten’(aldus de e-mail van 14 december 2017 van (een medewerkster van) de gemeente Druten aan Contracteringregio, productie 7 bij memorie van antwoord) maakt niet dat de behandeling die heeft plaatsgevonden niet meer als ervaring mag meetellen. Hetzelfde geldt voor patiënt [patiënt x] (productie 5 bij memorie van grieven). Ook in dat geval is een beschikking afgegeven die naderhand is ingetrokken, maar waarbij vaststaat dat Evergreen de behandeling heeft verleend. En ook hier ligt aan de intrekking een fout van de gemeente (in dit geval:) Berg en Dal ten grondslag, zo volgt uit de e-mail van (een medewerkster van) de gemeente Berg en Dal aan Pennings van 4 juni 2018 (productie 8 bij memorie van antwoord) waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“ [patiënt x] hebben wij door een systeemfout voor specialistische GGZ voor de periode 2017 tot en met 31 december 2017 alsmede de periode 1 januari tot en met 5 januari 2018 een toewijzing afgegeven. Wij hebben inmiddels de toewijzing voor de periode 1 januari tot en met 5 januari 2018 ingetrokken. Er is op 12 maart 2018 een bedrag betaald € 1.5553,35 aan Evergreen.” Ter zitting is overigens gebleken dat de in de genoemde e-mails vermelde fouten zijn te herleiden tot het geschil tussen partijen of Evergreen de bestaande overeenkomst met ingang van 1 januari 2017 heeft verlengd of niet. Ook al zou de Gemeente gelijk hebben met haar verweer dat deze overeenkomst niet is verlengd, dan neemt dat niet weg dat de door Evergreen in 2017 verrichte behandelingen mogen meetellen als ervaring.
Naast deze twee gevallen die ter gelegenheid van de behandeling van het hoger beroep door Evergreen in het geding zijn gebracht, zijn de drie gevallen die Evergreen in eerste aanleg naar voren heeft gebracht, tijdens de mondelinge behandeling van dit hof besproken. Van deze drie gevallen is ook voldoende komen vast te staan dat door Evergreen in de relevante periode 2015/2016/2017 specialistische ggz zorg is verleend. In alle vijf de gevallen is ten slotte niet betwist dat het om verlenen van specialistische ggz zorg ging.
De informatie die het ROB Nijmegen de aanbestedende dienst op de vraag of Evergreen in de hier relevante jaren specialistische ggz zorg aan ten minste vijf cliënten, heeft verstrekt is dus onjuist geweest. Een dergelijke fout moet aan de Gemeente worden toegerekend, omdat het ROB Nijmegen een ondersteuningsbureau van de Gemeente is en onder de Gemeente valt.
De conclusie luidt dan ook dat Evergreen aan de ervaringseis voldoet en dat haar de opdracht moet worden gegund.
5.4
Anders dan de Gemeente heeft betoogd, heeft Evergreen niet haar rechten verwerkt door eerst ter gelegenheid van de zitting in eerste aanleg drie gevallen te noemen en eerst bij memorie van grieven de twee andere. In dit geval gaat het immers niet om een opdracht die slechts aan één inschrijver kan worden gegund, maar iedere gekwalificeerde inschrijver komt voor gunning van in aanmerking. Ter zitting is door de advocaat van de Gemeente desgevraagd bevestigd dat er geen plafond bestaat en dat een ieder die aan de voorwaarden voldoet een contract krijgt aangeboden. Ten slotte gaat het, anders dan de Gemeente voorstaat, niet om herstel van een inschrijving, die volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie alleen is toegestaan als sprake is van een klaarblijkelijke behoefte aan precisering of een kennelijke materiële fout. Zoals hiervoor is overwogen, had Evergreen tijdig aangegeven dat zij over de vereiste ervaring beschikt, die volgens de offerte-aanvraag moest zijn opgedaan ‘in en moet blijken uit één relevante referentieopdracht die in de afgelopen 3 jaar is uitgevoerd’ en ‘met minimaal 5 cliënten’. In de kolom ‘Naam referentie opdracht’ heeft Evergreen ingevuld ‘ROB Nijmegen’. In de kolom ‘Korte omschrijving’ heeft zij ingevuld: ‘In de afgelopen jaren heeft Evergreen cliënten behandeld in uw regio en (ook buiten uw regio)’.
Gebleken is dat Evergreen aan vijf cliënten via het ROB Nijmegen in de referentieperiode specialistische ggz zorg heeft verleend. Uit de offerte-aanvraag blijkt niet dat inschrijvers, zoals Evergreen, bij de inschrijving patiëntgegevens hadden moeten overleggen; voldoende is dat zij één of meer referenten opgaven via wie zij de afgelopen drie jaren aan tenminste vijf patiënten specialistische ggz zorg hebben verleend. Dat Evergreen aan die ervaringseis voldeed is, gelet op hetgeen hierboven is uiteengezet, voldoende gebleken.
5.5
De slotsom luidt dat het hoger beroep slaagt en dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal aan de Gemeente bevelen de opdracht (ook) aan Evergreen te gunnen. Het gevorderde verbod om aan een derde te gunnen is niet toewijsbaar, reeds nu gunning al heeft plaatsgevonden. De vordering strekt er ook niet toe om die gunning ongedaan te maken, nog daargelaten dat hiervoor is overwogen dat het hof de vorderingen van Evergreen ook niet als zodanig heeft opgevat.
5.6
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de Gemeente in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Evergreen zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 80,42
- griffierecht € 618,00
- totaal verschotten € 698,40
- salaris advocaat € 816,-
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Evergreen zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 81,00
- griffierecht € 726,00
- totaal verschotten € 807,00
- salaris advocaat € 2.148,- (2 punten x tarief II)
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 5 januari 2018 en doet opnieuw recht;
beveelt de Gemeente de opdracht voor de uitvoering van geestelijke gezondheidszorg (ggz) in het kader van de Jeugdwet voor het jaar 2018 alsnog aan Evergreen conform haar inschrijving te gunnen;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Evergreen wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 698,40 voor verschotten en op € 816,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 81,00 voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt de Gemeente in de nakosten, begroot op € 157,00 met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 in geval de Gemeente niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, M.F.J.N. van Osch en F.J. de Vries en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2019.
Uitspraak 03‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Beroep op niet-ontvankelijkheid. Ondeelbare rechtsverhouding. Voldaan aan ervaringseis.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.234.029
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,329320)
arrest van 3 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidEvergreen GGZ B.V.,
gevestigd te Arnhem,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Evergreen,
advocaat: mr. J.A. van Ham,
tegen
Gemeente Nijmegen,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. T. van Wijk.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
5 januari 2018 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem) heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 februari 2018,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties).
3. De beoordeling
3.1
Het hof ziet aanleiding een meervoudige comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling.
3.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat de zitting zal worden gehouden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat
2-4 te Arnhem op 18 september 2018 om 15.00 uur;
Het hof bepaalt dat ingeval (één van) partijen verhinderd is/zijn op voormelde zittingsdag, aan de hand van verhinderdata een nieuwe datum zal worden gepland, mits de partij die om een andere datum verzoekt binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief door middel van een H7-formulier de verhinderdata van beide partijen doorgeeft over de periode vanaf maart 2019 tot en met september 2019;
bepaalt dat advocaten bij deze comparitie elk gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreeknotities, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat Evergreen op uiterlijk acht weken voor de te houden comparitie na memorie van antwoord het volledige procesdossier in viervoud ter griffie van het hof dient over te leggen.
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proces-handeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, A.A. van Rossum en M.F.J.N. van Osch en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.