NJB 2014/937
Bestanddeel ‘bestemd tot het begaan’ van het misdrijf in de zin van voorbereiding, art. 46 Sr: zonder nadere motivering is in casu niet begrijpelijk het kennelijke oordeel van het hof dat uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid blijkt welk ‘misdadige doel (…) de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had’
HR 15-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:920
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 april 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/03846
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:920, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:280, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2014
- Wetingang
(Sr art. 46)
Essentie
Bestanddeel ‘bestemd tot het begaan’ van het misdrijf in de zin van voorbereiding, art. 46 Sr: zonder nadere motivering is in casu niet begrijpelijk het kennelijke oordeel van het hof dat uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid blijkt welk ‘misdadige doel (…) de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had’
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is onder feit 2 veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘ter voorbereiding van een te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk voorwerpen, te weten: drie ploertendoders en drie busjes traangas en een koevoet en twee kogelwerende vesten en twee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.