CRvB, 09-07-2009, nr. 08-3860 TW
ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2891
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
09-07-2009
- Zaaknummer
08-3860 TW
- LJN
BJ2891
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2891, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 09‑07‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 09‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Intrekking toeslag ingevolge de Toeslagenwet per 1 juli 2003. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet eerder dan op 8 december 2003 door de toenmalige gemachtigde, weliswaar onder verwijzing naar een - niet bijgevoegde - brief van appellant van 2 november 2003, een beroepschrift is ingediend, zodat de termijn is overschreden. Voor het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, heeft de Raad in hetgeen namens appellant is aangevoerd geen aanknopingspunten kunnen vinden.
Partij(en)
08/3860 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Turkije (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2008, 03/5851 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is S. Aksahin, werkzaam bij het Consulaat Generaal van Turkije te Deventer, in hoger beroep gekomen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Namens appellant zijn verschenen S. Aksahin, voornoemd, en K. Cil als tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Meijer.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
- 1.2.
Bij besluit van 18 augustus 2003 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat de hem toegekende toeslag ingevolge de Toeslagenwet per 1 juli 2003 wordt ingetrokken.
- 1.3.
Bij besluit op bezwaar van 20 oktober 2003 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 augustus 2003 ongegrond verklaard.
- 1.4.
Bij brief van 8 december 2003 heeft S.V. Seçkin, Labour and Social Security Attaché bij het Consulaat Generaal van Turkije te Deventer, namens appellant beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroepschrift is op 10 december 2003 bij de rechtbank ingekomen.
- 1.5.
Bij brief van 21 augustus 2007 heeft de griffier van de rechtbank de gemachtigde van appellant bericht dat het beroepschrift is ingediend na de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde termijn van zes weken. Verzocht is binnen tien weken mee te delen, wat de reden is dat niet tijdig beroep is ingesteld. Op deze brief is, ook nadat op 15 januari 2008 was gerappelleerd, geen antwoord ontvangen.
- 1.6.
Bij schrijven van 4 april 2008 heeft S. Aksahin zich als opvolgend gemachtigde van appellant gesteld.
- 1.7.
Ter zitting van de rechtbank op 7 mei 2008 heeft Aksahin, voornoemd, verklaard dat appellant niet in staat was tijdig beroep in te stellen vanwege medische klachten met betrekking tot zijn hart en suikerziekte. Verder heeft hij aangevoerd dat de postbezorging tussen Nederland en Turkije er twee tot drie weken over doet. Bovendien heeft appellant problemen met de Nederlandse taal; weliswaar is het bestreden besluit hem in de Turkse taal toegezonden, maar de bijbehorende beroepsclausule was in het Nederlands.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen (waar voor “eiser” “appellant” dient te worden gelezen:
“Het bestreden besluit is gedateerd op 20 oktober 2003, zodat de termijn is gaan lopen op 21 oktober 2003. De laatste dag waarop nog tijdig beroep kon worden ingesteld was derhalve 1 december 2003. Het op 8 december 2003 gedateerde beroepschrift is echter eerst op 10 december 2003 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank stelt dan ook vast dat het beroepschrift niet binnen de daartoe gestelde termijn is ontvangen. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In hetgeen eiser dienaangaande heeft aangevoerd ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ziekte van eiser dan wel zijn gemachtigde geldt immers niet als een zodanige omstandigheid dat daardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat in het Nederlands en Turks opgestelde brieven voor eiser moeilijk te begrijpen zijn. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.”.
- 3.
In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat hij op 2 november 2003 beroep heeft ingesteld en dat zijn beroepschrift met een begeleidende brief van 8 december 2003 van zijn gemachtigde S.V. Seçkin aan de rechtbank is toegezonden. Ter zitting van de rechtbank bleek daar het beroepschrift van 2 november 2003 niet bekend te zijn. Nogmaals is gewezen op de gezondheidssituatie van appellant en op zijn problemen met de Nederlandse taal. Overgelegd is een brief in het Turks van appellant van 2 november 2003, gericht aan T.C. Deventer, en blijkens het op de achterzijde geplaatste stempel ingekomen bij het Turkse Consulaat op 17 november 2003. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat appellant het beroepschrift tijdig aan het Consulaat heeft verzonden en dat het vandaar op 8 december 2003 naar de rechtbank is doorgestuurd. Door het Consulaat is een fout gemaakt die appellant niet verweten kan worden. Naar de gemachtigde van het Uwv ter zitting verklaard heeft, zou de beroepsclausule bij het bestreden besluit in het Turks aan appellant zijn toegestuurd.
- 4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet eerder dan op 8 december 2003 door de toenmalige gemachtigde, weliswaar onder verwijzing naar een - niet bijgevoegde - brief van appellant van 2 november 2003, een beroepschrift is ingediend, zodat de termijn is overschreden.
- 4.2.
Voor het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, heeft de Raad in hetgeen namens appellant is aangevoerd geen aanknopingspunten kunnen vinden. Na ontvangst van de brief van appellant van 2 november 2003, had de gemachtigde van het Consulaat alvast voorlopig beroep bij de rechtbank kunnen instellen binnen de termijn van zes weken. Volgens vaste rechtspraak dient het handelen en nalaten van een derde bij het verrichten van proceshandelingen voor rekening en risico te komen van degene die ervoor kiest gebruik te maken van de diensten van die derde.
- 4.3.
De Raad heeft daarnaast op basis van het procesdossier geconstateerd dat appellant zich gedurende de bezwaarprocedure heeft laten bijstaan door een gemachtigde in Nederland, te weten M. Akkaya te Oudenbosch, die van het Uwv een kopie van het bestreden besluit heeft ontvangen. De Raad gaat er dan ook van uit dat appellant, ondanks zijn medische situatie en zijn problemen met de taal, over voldoende mogelijkheden beschikte om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden. Ten slotte stelt de Raad vast dat uit door het Uwv in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat als bijlage bij het bestreden besluit aan appellant een beroepsclausule in de Turkse taal is meegestuurd. Deze was gevoegd bij het op 8 december 2003 ingediende en op 10 december 2003 bij de rechtbank ontvangen beroepschrift. Zowel appellant als zijn gemachtigde moet derhalve duidelijk zijn geweest, dat binnen zes weken beroep bij de rechtbank moest worden aangetekend.
- 4.4.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
- 5.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
RB