Rb. Amsterdam, 11-05-2006, nr. 339899/ KG 06-696 AB
ECLI:NL:RBAMS:2006:AX8482
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
11-05-2006
- Zaaknummer
339899/ KG 06-696 AB
- LJN
AX8482
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2006:AX8482, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 11‑05‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑05‑2006
Inhoudsindicatie
De voorzieningenrechter heeft in kort geding beslist dat, nu VN niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de informatie met betrekking tot eiser juist is, de publicatie jegens hem onrechtmatig is. Derhalve beveelt de voorzieningenrechter VN om in het eerstvolgende, na de betekening van dit vonnis te verschijnen nummer van Vrij Nederland een rectificatie te (doen) plaatsen.
Partij(en)
AB/EH
vonnis 11 mei 2006
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 339899 / KG 06-696 AB v a n:
[eiser],
wonende te Amsterdam,
e i s e r bij dagvaarding van 20 april 2006,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. J.P. Koets te Haarlem,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap WEEKBLADPERS B.V., handelend onder de naam Weekbladpers Tijdschriften B.V., gevestigd te Amsterdam,
- 2.
[gedaagde 2], werkzaam te Amsterdam,
- 3.
[gedaagde 3], werkzaam te Amsterdam,
- 4.
[gedaagde 4], werkzaam te Amsterdam,
- g.
e d a a g d e n ,
procureur mr. G.J. Kemper.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 28 april 2006 heeft eiser, verder te noemen [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, gezamenlijk in enkelvoud te noemen Vrij Nederland (hierna VN) en afzonderlijk Weekbladpers, [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
- 1.
In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
- a.
Weekbladpers is uitgever van onder meer VN. [gedaagde 2] is hoofdredacteur van dit weekblad en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn journalisten.
- b.
Op 8 april 2006 publiceerde VN een artikel van de hand van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] onder de titel “Jagen op getuigen”. Het artikel gaat over (georganiseerde) misdaad en in het bijzonder over de vastgoedhandel door personen rond [X.].
Het artikel begint aldus:
“Het was ‘een gekkenhuis’ op maandag 31 januari jongstleden in restaurant Het Kalfje. Een informant van de Amsterdamse recherche zag die avond kopstukken uit de hoofdstedelijke vastgoedscene de eetgelegenheid aan de Amstel binnengaan. ‘Handelaren zoals [handelaar 1], [eiser], [hand[handelaar 2] en anderen die bij de onroerendgoedzaken van [X.] betrokken zijn geweest, hebben daar gesproken over hoe het nu verder moet.’ Volgens de informant zijn de heren bang dat gegevens over hun zakelijke deals met de groep-[X.] binnenkort op straat liggen. ‘Iedereen probeert nu zijn straatje schoon te vegen.’
Deze observatie is terug te vinden in de meest recente aanvulling op het justitieel onderzoek naar de bende-[X.], waarin de oud-Heineken-ontvoerder en ettelijke anderen worden verdacht van afpersing van Amsterdamse vastgoedondernemers. Het gaat hier om zogenaamde ‘zachte’ informatie, afkomstig van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die geanonimiseerd is toegevoegd aan het dossier. VN vroeg commentaar aan [eiser] en [handelaar 2], maar de zakenmannen reageerden tot op heden niet.
(…)”
- c.
Bij brief van 10 april 2006 sommeerde de raadsman van [eiser] VN tot rectificatie van hetgeen in het artikel over [eiser] is vermeld.
- d.
Daarop heeft VN aan de raadsman van [eiser] onder meer geschreven:
“We hebben contact gehad met onze advocaat G.J. Kemper. Hij is met ons van mening dat wij voldoende tegemoet komen aan de eisen van uw client, als we bijgevoegde tekst volgende week in Vrij Nederland plaatsen.
(…)”
- e.
Op 22 april 2006 publiceerde VN een artikel onder de kop “‘Ik kán er niet zijn geweest’”. In het artikel staat onder meer:
“Verscheidene Amsterdamse vastgoedhandelaren werden begin dit jaar gezien tijdens een hectische bijeenkomst in het Amsterdamse restaurant Het Kalfje, zo meldden we twee weken geleden. De ondernemers zouden daar hebben gesproken over hun zaken met de van afpersing verdachte [X.]. Informatie over die ontmoeting is afkomstig van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE) en staat te lezen in de laatste toevoeging aan het dossier tegen [X.] en de zijnen. CIE-informatie die wordt toegevoegd aan een strafzaak is doorgaans als ‘betrouwbaar’ gekenmerkt door de politie. In het stuk worden ook namen genoemd van aanwezigen op die bewuste avond in Het Kalfje, zoals [eiser] en [handelaar 2]. Voor publicatie belde Vrij Nederland met beide zakenlieden, maar ze reageerden niet op onze voicemailberichten.
Tot vorige week. We kregen een fax van de advocaat van [eiser], waarin deze dreigde met een kort geding. (...)
(...) en [eiser] ontkennen aanwezig te zijn geweest in het restaurant en zeggen nooit zaken te hebben gedaan met [X.]. (...)
De advocaat van de Amsterdamse ondernemer [eiser], onder andere investeerder in it-projecten, laat per fax weten dat zijn cliënt ‘geen kopstuk uit de hoofdstedelijke vastgoedscene’ is, en dat niet gebleken is dat [eiser] ‘bij onroerendgoedzaken van [X.] betrokken is geweest’.
(…)”
- f.
VN heeft in dit geding als productie een bladzijde overgelegd met de CIE-informatie waaraan zij in het artikel refereert. Daarin staat, voor zover hier relevant:
“Afgelopen maandag 31 januari 2006, is het bij het restaurant het kalfje een gekkenhuis geweest. Alle onroerendgoedhandelaren, zoals [handelaar 1], [eiser], [handelaar 2] en vele anderen die bij de onroerend goedhandel van [X.] betrokken zijn geweest, hebben daar gesproken hoe het nu verder moet. Wellicht komt er binnenkort onroerend goed vrij dat in het verleden eigendom is geweest van de [X.] groep en iedereen probeert nu zijn straatje schoon te vegen.”
2. [eiser] vordert – kort weergegeven – rectificatie van het artikel van 8 april 2006 en publicatie van de rectificatie op de website, een en ander op straffe van een dwangsom.
3. Daartoe stelt hij dat de tekst van het artikel van 8 april 2006, voor zover deze betrekking heeft op hem, onjuist is. De beschuldigingen en verdachtmakingen aan het adres van [eiser] zijn zeer ernstig zodat VN onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [eiser] is geen kopstuk uit de hoofdstedelijke vastgoedscene, hij was op 31 januari 2006 niet in Het Kalfje en hij heeft nooit zaken gedaan met [X.] of wat diens groep wordt genoemd. [eiser] handelt niet in vastgoed en heeft dat ook nooit gedaan. De enige onroerende zaak die hij bezit is zijn eigen woning. Hij is ondernemer op het gebied van de informatietechnologie. Thans is hij directielid van Ever Moving Circle B.V., een vennootschap die dvd’s op de markt brengt die in een bepaalde vorm zijn gemaakt. [eiser] lijdt grote schade door de onjuiste informatie in het artikel. Diverse (aanstaande) zakenrelaties hebben [eiser] vragen gesteld naar aanleiding van het artikel en enkele van deze relaties hebben aangekondigd hun zakelijke relatie met [eiser], althans het bedrijf waarvoor hij werkt, in heroverweging te nemen.
[eiser] is voorafgaand aan het verschijnen van het artikel niet gebeld door [gedaagde 4] of [gedaagde 3]. Zij hebben dus geen hoor en wederhoor toegepast. Dat zij hebben ingesproken op [eiser]s voicemail is niet komen vast te staan. Ook al hadden zij dit gedaan, dan nog zouden zij onvoldoende hoor en wederhoor hebben toegepast omdat zij in een geval als dit geen genoegen hadden mogen nemen met het inspreken op de voicemail. Ook hierdoor hebben zij onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.
De beschuldigingen, afkomstig uit de CIE-informatie, zijn niet alleen onjuist, VN parafraseert deze ook verkeerd waardoor de inhoud ervan wordt gechargeerd. CIE-informatie kan niet dienen als feitelijke grondslag voor een artikel als dit. Zij is immers niet verifieerbaar. Het is algemeen bekend dat deze informatie weinig waarde heeft en nooit kan dienen als bewijs. Dit betekent dat op een journalist die informatie als deze gebruikt, een vergaande onderzoeksplicht rust. [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hadden de informatie nader moeten controleren. Het op het moment van publicatie beschikbare feitenmateriaal was onvoldoende om daarop aantijgingen als deze te baseren.
Het ‘corrigerende artikel’ op 22 april 2006 heeft de zaak alleen erger gemaakt nu de CIE-informatie daarin betrouwbaar wordt genoemd.
4. VN heeft zich als volgt tegen de vordering verweerd. De CIE-informatie is niet zo ongeloofwaardig dat een redelijk denkend mens die met achterdocht bekijkt. Weliswaar gaat het om CIE-informatie, maar deze is betrouwbaarder geworden doordat zij is toegevoegd aan het verzamel-proces-verbaal. [gedaagde 4] heeft in het weekend voorafgaande aan de publicatie [eiser] twee keer gebeld. De tweede keer heeft hij ingesproken op diens voicemail met het verzoek de volgende dag vóór 12 uur terug te bellen. Het is niet aannemelijk dat de boodschap [eiser] niet heeft bereikt, ook niet als het telefoonnummer dat [gedaagde 4] heeft gebeld, een oud nummer zou zijn. Diepgaander serieus onderzoek dan [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hebben verricht, is niet denkbaar. Verder stond VN onder tijdsdruk. De ernst van de beschuldigingen is gering nu het om niet meer gaat dan het betrokken zijn geweest bij onroerend goedzaken en [X.]. VN heeft de beschuldigingen bovendien zodanig ingekleed dat zij niet erg stellig overkomen. Zij heeft gemeld dat de informatie afkomstig is van de CIE en dat dit doorgaans ‘zachte’ informatie is. Ook is in het artikel melding gemaakt dat [eiser] geen commentaar heeft gegeven op de informatie zodat hij vervolgens de ruimte heeft om deze te ontkennen. Daartoe is hij in de gelegenheid gesteld, getuige het artikel van 22 april 2006. Al met al is het artikel weliswaar niet prettig voor [eiser], maar is van onrechtmatigheid geen sprake.
Beoordeling van het geschil
5. [eiser] vordert rectificatie van het op 8 april 2006 verschenen artikel, voorzover dat over hem gaat. Dit artikel opent met de mededeling dat het op 31 januari 2006 een gekkenhuis was in restaurant Het Kalfje waarna melding wordt gemaakt van [eiser] als een van de kopstukken van de ‘hoofdstedelijke vastgoedscene’, welke kopstukken betrokken zijn geweest bij de onroerend goedhandel van [X.] en nu hun straatje willen schoonvegen. Vervolgens vermeldt het artikel dat deze informatie afkomstig is van de CIE en dat dit doorgaans ‘zachte’ informatie is.
6. De gevorderde rectificatie vormt een beperking van het grondrecht op de vrijheid van meningsuiting. In dit geding gaat het om de vraag of die beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van de bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Het belang van [eiser] is in dit verband in het bijzonder erin gelegen dat hij niet door publicaties in de pers wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die het vertrouwen, van bijvoorbeeld zakelijke relaties, in hem schaden. Het belang van VN bestaat erin dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend, en/of waarschuwend moet kunnen uitlaten ter voorlichting van het publiek omtrent misstanden die de samenleving raken. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden.
7. Niet in geschil is dat het bij de berichtgeving over de zaak [X.] en de mogelijke verwevenheid tussen hem en handelaren in vastgoed gaat om ernstige misstanden in de Nederlandse samenleving en dat het van groot belang is dat daarover in de pers kan worden bericht. Van op zijn minst even groot belang is evenwel dat daarover juist wordt bericht.
8. Bij de belangenafweging dient onder meer te worden betrokken de mate waarin de verdachtmakingen op het moment van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal. De publicerende partij moet de juistheid van de publicatie aannemelijk maken, desnoods achteraf.
9. [eiser] heeft ter terechtzitting onweersproken gesteld dat hij – afgezien van zijn eigen woonhuis – niet in vastgoed heeft gehandeld of vastgoed bezit, ook niet indirect. Daarmee is in dit geding komen vast te staan dat [eiser] niet kan worden gerekend tot de ‘hoofdstedelijke vastgoedscene’, laat staan dat hij daarvan een kopstuk is. Hiermee komt ook aan de andere aan de CIE ontleende informatie over [eiser] de grondslag te ontvallen. Die gaat immers over vastgoedhandelaren die betrokken zijn geweest bij de onroerend goedzaken van [X.] en nu hun straatje schoon proberen te vegen. Tegenover de betwisting door [eiser] dat hij die dag in het Kalfje aanwezig was, heeft VN ook niet meer kunnen aandragen dan de CIE-informatie. Dit betekent dat VN de juistheid van haar verdachtmakingen aan het adres van [eiser] in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt.
10. Weliswaar hebben [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hun bron en de waarde van die bron – zij noemden het in het artikel ‘zachte informatie’ – vermeld, maar zij hebben die informatie voor hun eigen rekening genomen door daarmee te openen als hiervóór onder 1.b weergegeven en daarvan geen afstand te nemen. Het standpunt van VN, dat zij de informatie aldus heeft ingekleed dat deze niet zeer stellig zou overkomen gaat dan ook niet op. Daar komt nog bij dat CIE-informatie als deze in het tweede artikel wordt aangeduid als door de politie als betrouwbaar aangemerkt.
11. De verdachtmakingen aan het adres van [eiser] – te weten zijn verwevenheid met [X.] – zijn, anders dan VN heeft betoogd, ernstig. Gelet op de ernst en de beladenheid van de zaak [X.] is het meer dan “onprettig” om daarmee in verband te worden gebracht. Ook de voor [eiser] te verwachten gevolgen van het artikel zijn ernstig. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij door zakenrelaties is aangesproken op het artikel, wat verstrekkende consequenties voor hem kan hebben.
12. Ten tijde van de publicatie baseerde VN zich geheel en al op de anonieme bron van de CIE. Dit is, gelet op de ernst van de beschuldigingen en de voor [eiser] te verwachten gevolgen van de publicatie, onvoldoende. Nu VN ook achteraf niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de informatie met betrekking tot [eiser] juist is, moet worden geconcludeerd dat de publicatie jegens hem onrechtmatig is.
13. VN heeft nog aangevoerd dat zij [eiser] om commentaar heeft gevraagd door hem twee keer te bellen, waarbij de tweede keer – een dag vóór het verstrijken van de deadline – op zijn voicemail is ingesproken. Nog daargelaten of [eiser] daarmee voldoende in de gelegenheid is gesteld om commentaar te geven, is het enkele vragen om commentaar bij het publiceren van een dermate ernstige beschuldiging, gebaseerd op één enkele, anonieme bron, onvoldoende. Dit kan de onrechtmatigheid niet opheffen.
14. De conclusie is dat de vordering moet worden toegewezen als hierna is vermeld. Tegen de vorm waarin de rectificatie is gevorderd heeft VN geen bezwaar gemaakt, zodat moet worden aangenomen dat die niet op technische bezwaren stuit. De ondertekening wordt aan VN overgelaten. De gevorderde rectificatie op internet is in het geheel niet toegelicht en zal derhalve worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna vermeld. VN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] gevallen.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
- 1.
Beveelt VN om in het eerstvolgende, na de betekening van dit vonnis te verschijnen nummer van Vrij Nederland waarin nog wijzigingen kunnen worden aangebracht, op de bladzijde waarop de inhoudsopgave is opgenomen een rectificatie te (doen) plaatsen, in hetzelfde lettertype en met dezelfde kopgrootte als het artikel van 8 april 2006, met de volgende inhoud:
“RECTIFICATIE
“In Vrij Nederland van 8 april 2006 is een artikel geplaatst onder de kop ‘Jagen op getuigen’. In dit artikel wordt melding gemaakt van een bijeenkomst van kopstukken uit de hoofdstedelijke vastgoedscene die bij de onroerend goedzaken van [X.] betrokken zijn geweest. Daarbij wordt ook de naam van [eiser] genoemd.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat VN enige betrokkenheid van [eiser] bij dit gezelschap niet aannemelijk heeft kunnen maken en dat Vrij Nederland daarom met de publicatie onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.”
- 2.
Bepaalt dat VN een dwangsom verbeurt van € 1.000,= voor elke dag vanaf het verschijnen van bedoeld nummer dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling onder 1 te voldoen, met een maximum van € 50.000,=.
- 3.
Veroordeelt VN in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- -
€ 84,87 aan explootkosten,
- -
€ 248,= aan vastrecht en
- -
€ 816,= aan salaris procureur.
- 4.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
- 5.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter in kort geding in de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 mei 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: