Einde inhoudsopgave
Besluit particuliere participatiemaatschappijen
Artikel 27
Geldend
Geldend vanaf 11-05-1994
- Bronpublicatie:
18-03-1994, Stb. 1994, 318 (uitgifte: 10-05-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-05-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-1994, Stb. 1994, 318 (uitgifte: 10-05-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Een aanvraag om subsidie wordt binnen zes maanden na de gebeurtenis, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, ingediend bij de bank, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld. De aanvraag gaat vergezeld van:
- a.
alle bewijsstukken betreffende de oorzaak en de omvang van het verlies;
- b.
een verklaring van de aanvrager omtrent de waarde van de in artikel 20, eerste lid, onder b en tweede lid, onder c, bedoelde voordelen;
- c.
de namen van de personen die op het tijdstip van de gebeurtenis, bedoeld in artikel 20 eerste lid, onder a, b of c, of op enig tijdstip in de daaraan voorafgaande twee jaar aandeelhouder waren van de aanvrager, in dienst waren van de aanvrager dan wel betrokken waren bij het beheer van de aanvrager;
- d.
een verklaring van een accountant omtrent de juistheid en volledigheid van de in de aanvraag vermelde gegevens en bij de aanvraag meegezonden bewijsstukken;
- e.
de bescheiden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, betreffende de twee laatst verlopen boekjaren, tenzij de bank deze bescheiden reeds heeft ontvangen;
- f.
de door de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap of de vennoten vastgestelde of goedgekeurde jaarrekeningen betreffende de sedert de verkrijging van de participatie verlopen boekjaren.
2.
Aanvragen worden niet ingediend per telefax.