Rb. Noord-Holland, 26-03-2020, nr. 8232170
ECLI:NL:RBNHO:2020:2957
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
26-03-2020
- Zaaknummer
8232170
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2020:2957, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 26‑03‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2020-0539
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0539
Uitspraak 26‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet wegens toe-eigenen van een scooter en gelden terecht dus gefixeerde schadevergoeding ex art 7:677 lid 2 BW verschuldigd. Werknemer ook op grond van art. 7:661 BW gehouden tot vergoeding schade. Aantal schadeposten onvoldoende onderbouwd.
Partij(en)
+RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8232170 AO VERZ 19-162
Uitspraakdatum: 26 maart 2020
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Scooterspot B.V.,
gevestigd te Amsterdam
verzoekende partij
verder te noemen: Scooterspot
gemachtigde: mr. M.J. de Coninck
tegen
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: S.W.J. Koenen
1. Het procesverloop
1.1.
Op 6 december 2019 heeft Scooterspot verzocht aan haar toe te kennen een vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en een vergoeding voor de werkelijk door [werknemer] veroorzaakte schade. Op 17 februari 2020 heeft Scooterspot een herziene versie van het verzoekschrift ingediend. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 27 februari 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. De zaak is tegelijk behandeld met het op 6 december 2019 door [werknemer] ingediende verzoek (met zaaknummer 8232170 AO 19-162) om voor recht te verklaren dat het aan hem gegeven ontslag op staande voet onterecht is gegeven en om Scooterspot te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
2. De feiten
2.1.
[werknemer] , geboren [in 1992] , is 10 juli 2017 bij Scooterspot in dienst getreden in de functie van baliemedewerker tegen een salaris van € 2.585,66 bruto exclusief emolumenten.
2.2.
Scooterspot exploiteert een scooterbedrijf in Amsterdam waar nieuwe scooters worden verkocht, gebruikte scooters worden ge- en verkocht, scooters worden geleased en waar scooterrijders terecht kunnen voor onderhoud en APK. [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is (indirect) bestuurder van Scooterspot.
2.3.
Op 24 april 2019 heeft [werknemer] aan [opkoper] (hierna: [opkoper] ), een opkoper die regelmatig zaken doet met Scooterspot, het volgende Whatsappbericht gestuurd: ‘Pik Je moet me even dekken. €180 pin. Maar je wacht nog op de codes. (…) €275 en heb je al verkocht. (…) Thans voor vanmiddag man. Ik heb niets verkeerd gedaan ofzo alleen deze gast is echt een lijer. Hij gaat zieken bij de baas dat het oneerlijk is voor de rest als een ander soms een scootertje koopt’. Deze berichten waren vergezeld van foto’s van een scooter.
2.4.
Op 23 mei 2019 heeft [bestuurder] alle werknemers per Whatsapp gewezen op de regels voor het kopen van goederen voor eigen gebruik:
‘Voor degenen die nieuw zijn bij Scooterspot en degene die de spelregels inmiddels vergeten zijn…
Aankopen bij Scooterspot door personeel korting of op inkoopprijs.
Dit mag alleen plaatsvinden na mijn akkoord!
En een incidenteel karakter hebben.
Zoals jullie weten ben ik op woensdag en zaterdag vrij. Mocht je iets willen kopen, vraag het me dan op een dag dat ik aan het werk ben, vooraf en niet last minute of op mijn vrije dag.
Hoe kun je akkoord vragen?
App het me door of mail het me.’
2.5.
[werknemer] heeft eind september 2019 zijn arbeidsovereenkomst bij Scooterspot opgezegd tegen 1 november 2019 in verband met een andere baan.
2.6.
Op 4 oktober 2019 ontving Scooterspot een Facebookbericht van ene [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ): ‘Hallo, ik krijg een sms van jullie dat ik nog een rekening open heb staan maar ik heb niks gekocht bij jullie. Ik ken jullie bedrijf niet eens. Graag mijn nummer verwijderen uit het bestand’.
2.7.
Op 4 oktober 2019 is [werknemer] door een medewerker van Scooterspot ( [medewerker] ) gebeld om hem te informeren dat er vragen over een Vespa met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Vespa) waren gerezen en dat [bestuurder] zich afvroeg wat er met de Vespa was gebeurd.
2.8.
Op 5 oktober 2019 heeft [werknemer] aan [opkoper] het volgende Whatsapp bericht gestuurd: ‘Zaterdag heb ik het geld bij je opgehaald. Als je vandaag wordt gebeld, niet opnemen’.
2.9.
Op 7 oktober 2019 heeft [werknemer] per Whatsapp facturen aan [opkoper] doorgestuurd van scooters die [opkoper] gekocht had. [opkoper] appte [werknemer] daarna terug: ‘Goedemorgen man. Is reddeloos hij weet van iemand dat jij die scooter hebt. Betaal hem gewoon en er is niks aan de hand. Ik zit ff in het ziekenhuis’.
2.10.
Op 7 oktober 2019 heeft [werknemer] het volgende Whatsapp bericht aan [bestuurder] gestuurd: ‘Ik weet over welke scooter het gaat. Hij zou in eerste instantie naar een opkoper gaan omdat de reparatie te duur werd. Ik heb het toen voor je uitgerekend en we konden ondanks de hoge schade kosten de scooter met winst verkopen. Hij is nooit naar een opkoper gegaan volgens mij’.
2.11.
[werknemer] is op 7 oktober 2019 op staande voet ontslagen. Het ontslag is bij brief van 9 oktober 2019 als volgt aan [werknemer] bevestigd:
‘Uit onderzoek is gebleken dat u zich geld en een scooter heeft toegeëigend, zonder mijn toestemming. De verklaringen welke u heeft gegeven tijdens hoor en wederhoor, stroken niet met de waarheid. Dit is voor mij een extra dringende reden voor uw ontslag. Er is geen vertrouwen meer in de arbeidsrelatie en ik beëindig deze dan ook per 07-10-2019 op staande voet’.
2.12.
[werknemer] heeft bij e-mail van 16 oktober 2019 geprotesteerd tegen het ontslag, zich beschikbaar gehouden voor arbeid en verzocht de loonbetaling te continueren.
2.13.
[opkoper] heeft op 18 oktober 2019 als volgt schriftelijk verklaard aan Scooterspot:
‘Hoi [bestuurder] ,
Je belde mij op 4 oktober of ik een Vespa Sprint S Mat blauw met kenteken [kenteken 1] van Scooterspot had gekocht. Ik ken die scooter niet en heb die scooter nooit gehad. Je zei dat er voor die scooter nog een factuur openstond, maar ik betaal altijd contant voordat ik een scooter meeneem.
Later belde [werknemer] mij op. Hij heeft mij die dag 7x gebeld (14:53, 15:19, 15:20, 15:29, 16:09, 16:21). Hij vroeg mij om voor hem te liegen en te zeggen dat ik de Vespa wel van hem had gekocht. Hij zou het later wel uitleggen zei hij. Daarna heb ik jou gebeld en vroeg ik je nog een keer om welke scooter het ging. Ik zei toen dat ik me weer kon herinneren dat ik de scooter toch wel van [werknemer] had gekocht maar dat een zakenrelatie van mij aan wie ik mijn scooters vaak doorverkoop de scooter alweer bij ons had opgehaald.
Zaterdagochtend appte [werknemer] mij weer. Als jij mij zou bellen moest ik zeggen dat [werknemer] het geld zaterdag bij mij had opgebeld. [werknemer] appte ook dat als ik werd gebeld dat ik dan niet op moest nemen. Hij stuurde me daarna nog een paar foto’s van facturen door.
Zaterdag heb ik jou weer opgebeld. Het zat me niet lekker. Ik wilde niet langer liegen voor [werknemer] . Ik had het ook met mijn vrouw besproken en het gevoelde gewoon niet goed. Ik wil niet onze zakenrelatie op het spel zetten voor [werknemer] en het wereld je is klein. Ik heb niks verkeerd gedaan en nu word ik er wel ineens bij betrokken. Dat wilde ik niet. Toen heb ik je verteld dat [werknemer] aan mij had gevraagd om zijn hachje te redden en te zeggen dat ik de scooter wel had gekocht. maar dat is dus niet zo.
Op 07-10-2019 ben ik bij je langs geweest. Toen hebben we in jullie klantensysteem meer facturen bekeken. Ik heb toen meerdere scooters aangewezen waarvoor ik meer geld heb betaald dan wat in jullie systeem staat. Zoals voor een rode Vespa Primavera. Daarvoor heb ik € 500 betaald maar [werknemer] heeft € 300 op de factuur gezet.
Je vroeg mij ook of ik scooters had gekocht die in jullie systeem op naam van [naam] staan. Ik heb die toen bekeken maar daarvan heb ik niets gekocht.
[werknemer] heeft trouwens wel eerder aan mij gevraagd om voor hem te liegen. Zo stuurde hij mij een paar foto's door van een scooter die 1k zogenaamd van hem had gekocht voor € 275. Die scooter kende ik niet en had ik niet van iemand gekocht maar [werknemer] vroeg dus wei of ik dat voor hem wilde zeggen (…)’.
2.14.
Op 18 oktober 2019 heeft [betrokkene 2] , eigenaar van het bedrijf [reparateur] het volgende schriftelijk verklaard aan Scooterspot:
‘Op jouw verzoek bevestig ik je hoe de Vespa met kenteken [kenteken 1] bij ons is langsgebracht.
Op vrijdag avond 13-09-2019 rond 19:30uur kwam [werknemer] ( [werknemer] ) langs met een Vespa waarvan het voorscherm in de kreukels lag. Hij kwam de Vespa zelf langsbrengen na jullie sluitingstijd en met jullie bus.
Dat vond ik raar, want zo werken we nooit met Scooterspot samen. Normaal kom ik altijd langs om scooters op te halen en breng ik de scooters weer terug nadat ze hersteld zijn.
De opdracht was om het voorscherm te herstellen, te spuiten en als losse onderdelen heb ik daarvoor een voorscherm, claxonneus en ongespoten spatbord gehad van [werknemer] .
Hij heeft niks over krukaslagers gezegd. Daar was niks mis mee. Ik heb de scooter namelijk zelf gestart. De scooter staat nog steeds bij mij als bewijs.
Tevens heb ik geen werkopdracht erbij gehad, alleen een mondelinge instructie. Dat bevreemde mij ook, want normaal gesproken krijg ik altijd een formele werkopdracht bij een herstel scooter van Scooterspot’
2.15.
Op 18 oktober 2019 heeft [betrokkene 3] , chef werkplaats bij Scooterspot, het volgende schriftelijke verklaard aan Scooterspot:
‘Je vroeg mij wat ik weet van de Vespa Sprint-S IGET Mat blauw.
Ik ben de chef werkplaats en heb deze scooter bekeken. Ik kan mij goed herinneren dat er alleen iets met het voorscherm aan de hand was. Er zat een flinke deuk in het voorscherm. Maar de scooter had geen motorschade. Er was niets met de krukaslagers aan de hand. Daarom gingen we de scooter zelf herstellen’.
2.16.
In een brief van 21 oktober 2019 heeft Scooterspot de dringende reden die aan het ontslag ten grondslag ligt nader aan [werknemer] toegelicht. In deze brief heeft Scooterspot en tevens aanspraak gemaakt op gefixeerde schadevergoeding en aangegeven zich te beraden over het doen van aangifte van verduistering en het verhalen van werkelijk geleden schade.
3. Het verzoek
3.1.
Scooterspot verzoekt de kantonrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- a.
[werknemer] te veroordelen aan Scooterspot te betalen de gefixeerde schadevergoeding van € 5.025,95, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- b.
te verklaren voor recht dat [werknemer] ex artikel 7:661 BW, althans uit hoofde van wanprestatie, althans op grond van onrechtmatige daad, aan Scooterspot een schadevergoeding verschuldigd is van € 3.011,44, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- c.
[werknemer] te veroordelen aan Scooterspot te betalen het bedrag aan schadevergoeding dat na verrekening resteert van € 1.652,80, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- d.
[werknemer] te veroordelen aan Scooterspot te betalen de wettelijke rente over de hierboven genoemde vergoedingen vanaf 7 oktober 2019;
- e.
[werknemer] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
In dat kader heeft Scooterspot – samengevat – gesteld dat [werknemer] zichzelf zonder toestemming van Scooterspot een scooter (hierna: de Vespa) en geld heeft toegeëigend. Hij heeft het in de systemen doen voorkomen alsof hij de Vespa voor € 750,- had doorverkocht aan opkoper [opkoper] . In werkelijkheid had hij de scooter echter ter reparatie aangeboden aan reparateur [reparateur] , vermoedelijk met het doel de scooter daarna op eigen titel met winst te verkopen. Ook is gebleken – na controle van de administratie met [opkoper] – dat [werknemer] scooters voor een hoger bedrag aan [opkoper] heeft verkocht dan het bedrag waarvoor hij ze in het systeem had gefactureerd. Er waren op de verkoopdagen geen kasoverschotten, wat betekent dat [werknemer] het meerdere in eigen zak heeft gestoken. Tot slot is gebleken dat [werknemer] scooters van Scooterspot zelf heeft aangekocht voor bedragen ver onder de marktprijs en zonder dat hier de vereiste toestemming van [bestuurder] voor was. [werknemer] is op 7 oktober 2019 geconfronteerd met de bevindingen. Hij ontkende echter en bleef erbij dat hij de Vespa had doorverkocht aan [opkoper] , terwijl dit aantoonbaar in strijd was met hetgeen [opkoper] hierover had verklaard. Deze omstandigheden leveren een dringende reden voor ontslag op staande voet op. [werknemer] is daardoor de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW verschuldigd.
3.3.
Scooterspot verzoekt daarnaast om een verklaring voor recht dat [werknemer] de daadwerkelijk schade die Scooterspot door de gedragingen van [werknemer] heeft geleden, moet vergoeden. De totale vordering tot schadevergoeding komt neer op bedrag van € 3.011,44. Na verrekening met (het netto equivalent van) de eindafrekening, resteert een bedrag van € 1.652,80 dat [werknemer] aan Scooterspot dient te betalen.
4. Het verweer
4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek. Hij heeft – samengevat – aangevoerd dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend, aangezien een dringende reden ontbreekt. [werknemer] heeft zich geen geld en/of een scooter toegeëigend en zich niet schuldig gemaakt aan verduistering en/of diefstal. Scooterspot is in gebreke gebleven enig bewijs van de dringende reden te leveren. Aangezien de ontslaggrond volledig uit de lucht is gegrepen, zal het ontslag op staande voet geen stand houden en is [werknemer] ook geen gefixeerde schadevergoeding verschuldigd.
4.2.
Ook de verzoeken terzake de werkelijk geleden schade moeten worden afgewezen. De hoogte van de gestelde schade is op geen enkele wijze onderbouwd. De Symm en de zwarte Vespa S heeft [werknemer] gewoon met medeweten en akkoord van [bestuurder] gekocht en met pin betaald. Dat deze scooters met gemak veel meer hadden kunnen opbrengen dan dat [werknemer] ervoor heeft betaald, blijkt nergens uit. De scooters waren in zeer slechte staat en [werknemer] heeft daar een reële prijs voor betaald. Dat [opkoper] meer heeft betaald voor de scooters met kenteken [kenteken 2] en [kenteken 3] dan waarvoor de scooters in de boeken zijn gefactureerd, is ook niet bewezen. De overige schadeposten met betrekking tot RDW-kosten, loonkosten voor [werknemer] , loonkosten voor overig personeel en gemiste inkomsten zijn geschat en niet onderbouwd en komen dus sowieso niet voor vergoeding in aanmerking, nog daargelaten dat [werknemer] niets fout heeft gedaan en er dus geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en het vermeende handelen/nalaten van [werknemer] .
5. De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [werknemer] moet worden veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en door Scooterspot gestelde geleden en door [werknemer] veroorzaakte schade.
5.2.
Scooterspot heeft dit verzoek tijdig ingediend nu het is gedaan binnen twee maanden na de datum waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
Gefixeerde schadevergoeding
5.3.
Art. 7:677 lid 2 BW bepaalt dat de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
5.4.
In de zaak met nummer 8232650 AO VERZ 19-163 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:677 BW opleveren en dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat de (nader in voornoemde beschikking genoemde) gedragingen van [werknemer] die aan het ontslag ten grondslag liggen, (ernstig) aan hem zijn toe te rekenen. Daarmee is sprake van de in artikel 7:677 BW bedoelde schuld en kan Scooterspot dus aanspraak maken op gefixeerde schadevergoeding.
5.5.
Scooterspot heeft een bedrag van € 5.025,95,- gevorderd, hetgeen overeenkomt met het loon inclusief vakantietoeslag over de periode van 8 oktober 2018 tot en met 30 november 2019, de opzegtermijn die door haar in acht genomen had moeten worden bij een reguliere opzegging. Tijdens de zitting is gebleken dat [werknemer] zijn arbeidsovereenkomst met Scooterspot al vóór het verleende ontslag op staande voet (eind september 2019) had opgezegd tegen 31 oktober 2019. De kantonrechter stelt de gefixeerde schadevergoeding daarom vast op een bedrag gelijk aan het loon inclusief vakantietoeslag over de periode van 8 oktober tot en met 31 oktober 2019, te weten € 2.223,44. De ratio van de gefixeerde schadevergoeding is gelegen in het feit dat de werkgever met een eerder einde wordt geconfronteerd dan waarmee hij rekening mocht houden. Aangezien Scooterspot er, door de ontslagname van [werknemer] , vanuit kon gaan dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2019 sowieso zou eindigen, komt aan Scooterspot geen hogere schadevergoeding toe dan een vergoeding gelijk aan het loon tot en met 31 oktober 2019.
Vergoeding werkelijke schade
5.5.
Scooterspot heeft nevenverzoeken ingesteld op de voet van artikel 7:686a lid 3 BW.
Zij heeft verzocht te verklaren voor recht dat [werknemer] op grond van artikel 7:661 BW, althans artikel 6:162 BW, althans artikel 6:74 BW, althans artikel 7:611 BW gehouden is tot vergoeding van de volgende schadeposten:
- 1.
[kenteken 2] : € 200,--
- 2.
[kenteken 4] : € 400,--
- 3.
[kenteken 5] : € 320,--
- 4.
[kenteken 6] : € 725,--
en
5. RDW-kosten : € 205,10
6. Tijdverlies [werknemer] : € 194,70
7. Tijdverlies overig personeel : € 200,--
8. Tijdverlies [bestuurder] : € 266,64
9. Gemis bijverkoop accessoires etc. : € 500,--
Totaal : € 3.011,44
5.6.
Hierna zal de kantonrechter per schadepost beoordelen of [werknemer] daarvoor aansprakelijk is op grond van artikel 7:661 BW. Daarvan is sprake als kan worden vastgesteld dat i) door Scooterspot schade is geleden, ii) deze schade is ontstaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en iii) het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [werknemer] .
Ad 1 en ad 2. Scooters verkocht voor een hoger bedrag dan gefactureerd
5.7.
De schade onder ad 1 en 2 bestaat er volgens Scooterspot uit dat [werknemer] de betreffende scooters voor een hoger bedrag (€ 500,-) aan [opkoper] heeft verkocht dan het factuurbedrag dat hij bij Scooterspot in de boeken heeft gezet (respectievelijk € 300 en € 100). Dat heeft [werknemer] gedaan om het meerdere in eigen zak te kunnen steken, aldus Scooterspot. Ter onderbouwing van de schade onder post 1 ( [kenteken 2] ) verwijst Scooterspot naar de verklaring van [opkoper] van 18 oktober 2019 waarin onder meer is opgenomen: ‘Op 07-10-2019 ben ik bij je langs geweest. Toen hebben we in jullie klantensysteem meer facturen bekeken. Ik heb toen meerdere scooters aangewezen waarvoor ik meer geld heb betaald dan wat in jullie systeem staat. Zoals voor een rode Vespa Primavera. Daarvoor heb ik € 500 betaald maar [werknemer] heeft € 300 op de factuur gezet’. Ter onderbouwing van de schade onder post 2 ( [kenteken 4] ) is een factuur van € 100,- overgelegd, waarop een handtekening van [opkoper] ( [opkoper] ) staat en waarop met de hand is geschreven: ‘ heeft deze van [werknemer] gekocht voor € 500,-, in de kas heeft [werknemer] € 100,- geboekt’. .Ook zijn verklaringen ingebracht van de administrateur van Scooterspot ( [administrateur] , hierna: [administrateur] ) waarin hij verklaart dat de scooters volgens het systeem voor € 300 respectievelijk € 100 zijn gefactureerd en cash zijn betaald, maar dat er omstreeks de factuurdata geen kasverschil was. Hieruit moet volgens [administrateur] moet worden afgeleid dat door [werknemer] niet ‘per ongeluk’ voor een lager bedrag is gefactureerd dan dat er is ontvangen.
5.8.
[werknemer] heeft hier tegenin gebracht dat niet is bewezen dat [opkoper] voor de scooters € 500 contant aan [werknemer] heeft betaald en dat dit voor wat betreft de scooter met kentekenen [kenteken 4] (post 2) ook niet aannemelijk is, omdat het om een volledig afgebrande scooter ging. Ter zitting heeft [werknemer] nog aangevoerd dat je niet zomaar geld in je zak kan steken omdat dat dan uit camerabeelden zou blijken. Volgens [werknemer] is de verklaring van [opkoper] leugenachtig. 5.9. De kantonrechter houdt het er ten aanzien van schadepost 1 op basis van de verklaringen van [opkoper] en van de administrateur – in het licht van de blote betwisting door [werknemer] - voor dat [werknemer] opzettelijk, althans bewust,geld in eigen zak heeft gestoken door aan [opkoper] een hogere koopprijs te vragen dan dat hij in het systeem heeft gefactureerd. Het verweer van [werknemer] dat aan de verklaring van [opkoper] geen waarde moet worden gehecht omdat hij het verhaal verdraait, wordt gepasseerd. De kantonrechter ziet niet in welk belang [opkoper] erbij zou hebben een leugenachtige verklaring af te leggen en [werknemer] heeft dit ook niet duidelijk kunnen maken. Nu [werknemer] de scooters heeft verkocht uit hoofde van zijn functie bij Scooterspot is ook voldaan aan het vereiste uit artikel 7:661 BW dat de schade is ontstaan ‘bij de uitvoering van de overeenkomst’ en zal het gevorderde bedrag van € 200,- derhalve worden toegewezen.
5.10.
De schadepost onder 2 wordt afgewezen. In zijn verklaring van 18 oktober 2019 heeft [opkoper] geschreven: ‘Je vroeg mij ook of ik scooters had gekocht die in jullie systeem op naam van [naam] staan. Ik heb die toen bekeken maar daarvan heb ik niets gekocht’. De factuur van de betreffende scooter staat echter wél op naam van [naam] . Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat [opkoper] de betreffende scooter heeft aangekocht.
Ad 3 en ad 4 Scooters aan zichzelf verkocht voor lager bedrag dan marktwaarde
5.11.
Deze schade bestaat er volgens Scooterspot uit dat [werknemer] de betreffende scooters – zonder haar toestemming - voor € 180 respectievelijk € 275 aan zichzelf heeft verkocht, terwijl ze in werkelijkheid minstens € 600 a 700 respectievelijk € 1000,- hadden kunnen opbrengen.
5.12.
[werknemer] heeft ter zitting erkend dat hij beide scooters heeft gekocht, maar aangevoerd dat hij dit met toestemming en medeweten van [bestuurder] heeft gedaan. Scooterspot heeft ter zitting gemotiveerd betwist dat [bestuurder] van de aankopen op de hoogte was en verwezen naar een Whatsappbericht van 23 mei 2019 van [bestuurder] aan zijn personeel, waarin is vermeld dat personeelsaankopen alleen met (schriftelijke) toestemming zijn toegestaan. Het had op de weg van [werknemer] om aan te tonen dat hem wel toestemming was verleend, maar dat is niet gebeurd. Zijn enkele niet nader onderbouwde stelling dat [bestuurder] wel akkoord was, is in elk geval onvoldoende, en is bovendien ongeloofwaardig in het licht van zijn Whatsapp berichten van 24 april 2019 aan [opkoper] . Wanneer [bestuurder] daadwerkelijk van de aankopen op de hoogte was geweest, was het immers niet nodig geweest [opkoper] te vragen hem te ‘dekken’ en voor hem te liegen dat hij de scooters had gekocht. [werknemer] heeft hiervoor ter zitting geen deugdelijke verklaring kunnen geven, zodat de kantonrechter als vaststaand aanneemt dat [werknemer] de scooters zonder toestemming heeft aangekocht.
5.13.
De kantonrechter acht op basis van het bovenstaande ook voldoende vaststaan dat er bij [werknemer] sprake is geweest van opzet, althans bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW. Nu [werknemer] de scooters heeft kunnen aanschaffen vanwege zijn dienstverband en functie bij Scooterspot, is tevens voldaan aan het vereiste uit artikel 7:661 BW dat de schade is ontstaan ‘bij de uitvoering van de overeenkomst’ en kan [werknemer] aansprakelijk worden gehouden voor de schade voortvloeiend uit zijn handelen.
5.14.
Ter onderbouwing van de schadeposten heeft Scooterspot de facturen en pinbonnen van de scooters overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat door Scooterspot geen bewijs is overgelegd van haar stelling dat de scooters € 600 a € 700 respectievelijk €1.000 (na herstel) hadden kunnen opbrengen en dat door Scooterspot geen rekening is gehouden met herstelkosten voor de scooter met kenteken [kenteken 6] (post 4).
5.15.
[werknemer] heeft de juistheid van de door Scooterspot gestelde marktwaarden betwist en aangevoerd dat de door hem betaalde bedragen reëel zijn aangezien de scooters (nagenoeg) total loss waren. Scooterspot heeft daar ter zitting tegenin gebracht dat zelfs een scooter die total loss is nog minimaal € 500,- opbrengt vanwege de onderdelen (motorblok) en het chassisnummer. Dit is door [werknemer] niet betwist en komt de kantonrechter ook niet onaannemelijk voor. De kantonrechter neemt daarom dit bedrag als uitgangspunt voor het begroten van de schade, en wijst ten aanzien van de posten 3 en 4 een bedrag van € 320,- respectievelijk € 225,- toe.
Ad 5 t/m 9 Overige schade
5.16.
De schadepost onder 5 (RDW-kosten) is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Scooterspot heeft slechts gesteld dat deze kosten zijn gemaakt doordat [werknemer] ‘diverse scooters’ op zijn naam heeft gezet, maar niet concreet gemaakt om welke en hoeveel scooters het gaat en wat de RDW-kosten per scooter zijn geweest. Ook ontbreken facturen van RDW waaruit blijkt dat de gevorderde kosten daadwerkelijk bij Scooterspot in rekening zijn gebracht (en betaald). De kantonrechter wijst het verzoek tot vergoeding van deze schadepost dus af.
5.17.
Ook de schadeposten onder ad 6 tot en met 9 worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing en concretisering door Scooterspot.
Totaal toegewezen schadevergoeding en verrekening met eindafrekening
5.18.
Op grond van rechtsoverwegingen 5.9 en 5.15 komt het in totaal door [werknemer] aan Scooterspot te vergoeden bedrag voor werkelijk geleden schade neer op € 745,-.
5.19.
De kantonrechter begrijpt dat Scooterspot de vergoeding voor werkelijk geleden schade in mindering heeft gebracht op de eindafrekening die zij aan [werknemer] verschuldigd was. Aangezien de toe te wijzen schadevergoeding (€ 745,-) lager is dan hetgeen Scooterspot uit hoofde van de eindafrekening aan [werknemer] verschuldigd is (€ 1.358,64 netto), zal [werknemer] niet worden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding.
Proceskosten
5.20.
Omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van een vergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW ter hoogte van € € 2.223,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening;
6.2.
verklaart voor recht dat [werknemer] ex artikel 7:661 BW aan Scooterspot een schadevergoeding verschuldigd is ad € 745,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der indiening van het verzoekschrift tot aan de dag der voldoening;
6.3.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door W. Aardenburg, kantonrechter en op 26 maart 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter