HR, 15-05-2018, nr. 17/05155 H
ECLI:NL:HR:2018:714
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-05-2018
- Zaaknummer
17/05155 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:714, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑05‑2018; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0214
Uitspraak 15‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Herziening. Medeplegen voorhanden hebben sigaretten waarover geen accijns is betaald, art. 5 Wet op de accijns. Aangevoerd wordt dat Hof aanvrager zou hebben vrijgesproken, indien het bekend was geweest met bij notaris afgelegde verklaring van getuige over een opgevangen gesprek. Het aangevoerde kan niet een ernstig vermoeden wekken a.b.i. in art. 457.1.c Sv, reeds omdat uit de overgelegde verklaring niet blijkt dat het gesprek dat is opgevangen ziet op de bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd ten laste van aanvrager bewezenverklaarde feiten. De overige ter duiding van bedoelde verklaring bij de aanvraag gevoegde stukken maken dat noch op zichzelf noch in onderling verband beschouwd anders. Afwijzing aanvraag. Vervolg op 15/01441 (niet gepubliceerd, art. 80a RO).
Partij(en)
15 mei 2018
Strafkamer
nr. S 17/05155 H
ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 maart 2015, nummer 21/004387-14, ingediend door J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Gelderland van 16 juli 2014 – de aanvrager ter zake van "medeplegen van opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het Hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken van een groot deel van de aan hem tenlastegelegde feiten, indien het bekend was geweest met de verklaring over een opgevangen gesprek zoals [betrokkene 1] die op 29 augustus 2017 blijkens de daarvan opgemaakte akte tegenover een notaris heeft afgelegd. Het aangevoerde kan echter niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld, reeds omdat uit die verklaring niet blijkt dat het gesprek dat [betrokkene 1] heeft opgevangen tussen [betrokkene 2] en een tweede persoon, ziet op de bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd ten laste van de aanvrager bewezenverklaarde feiten. De overige ter duiding van bedoelde verklaring bij de aanvraag gevoegde stukken maken dat noch op zichzelf noch in onderling verband beschouwd anders.
3.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2018.