Rb. Arnhem, 25-06-2012, nr. 05/800894-10
ECLI:NL:RBARN:2012:BW9523
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
25-06-2012
- Zaaknummer
05/800894-10
- LJN
BW9523
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2012:BW9523, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 25‑06‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:8355
Uitspraak 25‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Militair vrijgesproken van ontucht door het maken van video-opnamen in de zonnebankruimte en het dames toilet, nu dit niet kan worden aangemerkt als ontucht.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
MILITAIRE KAMER
Promis II
Parketnummer : 05/800894-10
Data zittingen : 4 juli 2011, 26 maart 2012 en 11 juni 2012
Datum uitspraak : 25 juni 2012
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. C.H.M. van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip op of omstreeks 19 april 2010 te Apeldoorn, (telkens)
door een feitelijkheid [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft gedwongen
tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het maken van
video-/filmopnamen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] terwijl zij gebruik
maakte(n) van een zonnebank en bestaande die feitelijkheid uit het heimelijk
plaatsen/ophangen/opplakken van een videocamera/beveiligings camera aan een
muur in de ruimte waarin voornoemde zonnebank geplaatst was;
2.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip op of omstreeks 15 april
- 2010.
te Apeldoorn, (telkens)
door een feitelijkheid [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] heeft gedwongen
tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het maken van
video-/filmopnamen van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] terwijl zij gebruik
maakte(n) van het damestoilet en bestaande die feitelijkheid uit het, op
kruishoogte, heimelijk plaatsen/ophangen/ opplakken van een
videocamera/beveiligings camera op een muur/kozijn van het toilet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 11 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.H.M. van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer2]
• [slachtoffer1]
Voornoemde benadeelde partijen zijn ter zitting verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen van [slachtoffer2] tot een bedrag van € 624,50 en van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot een bedrag van € 881,89 toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht dat de in beslag genomen digitale camera verbeurd wordt verklaard.
De raadsvrouw van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen aangevoerd dat uit de navolgende omstandigheden, die uit de bewijsmiddelen blijken, volgt dat verdachte de desbetreffende opnamen heeft gemaakt. Het gaat om de omstandigheden dat:
- -
verdachte een identieke camera met bewegingmelder heeft gekocht als aangetroffen bij de zonnebank;
- -
er een aankoopbon van een Memorex SD Card bij een huiszoeking is gevonden;
- -
in de inbeslaggenomen camera bij de zonnebank een Memorex SD-card is aangetroffen;
- -
er op dit SD-kaartje een geluidsfragment met een zekere [naam] is aangetroffen, waarin gevraagd wordt naar het welzijn van diens vader alsmede een filmfragment waarop een manspersoon te zien is;
- -
collega’s van verdachte hebben verklaard dat zij de stem in het geluidsfragment als zijnde van verdachte herkennen;
- -
uit nader onderzoek is gebleken dat verdachte heeft gewerkt op de school van een [naam], wiens vader ziek was;
- -
er verklaringen zijn van collega’s die verdachte herkennen op het filmfragment;
- -
er op de kazerne flyers zijn verspreid waarin reclame is gemaakt voor de zonnebank waar de opnames werden gemaakt en deze flyers zijn geprint met een printer vlak naast de werkplek van verdachte.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het maken van de in de tenlaste genoemde opnamen is aan te merken als het plegen van ontucht omdat verdachte de camera op een vast plek had gehangen en daarmee stelselmatig opnames maakte op een wijze dat de geslachtsdelen van de gefilmde personen in beeld kwamen. De lichamelijke integriteit van de gefilmde personen werd aangetast zonder dat de desbetreffende personen dat in de gaten hadden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak van verdachte van wat is tenlastegelegd onder 1 en 2.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden wat verdachte is tenlastege¬legd onder feiten 1 en 2 en zal verdachte daarvan vrijspreken. Daartoe overweegt de militaire kamer als volgt.
In de op artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht toegesneden tenlastelegging staat dat verdachte [slachtoffer2] (verder: [slachtoffer2]) en [slachtoffer1] (verder: [slachtoffer1]) heeft gedwongen tot het dulden of plegen van ontuchtige handelingen. Het enkele heimelijk filmen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] kan, nu daarbij geen sprake is geweest van enige interactie tussen verdachte en [slachtoffer2] en [slachtoffer1], volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad echter niet worden aangemerkt als (het gedwongen worden tot) het dulden of plegen van ontuchtige handelingen. Daaraan doet niet af dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] naakt waren of mogelijk hun geslachtsdeel is gefilmd, noch dat de afbeeldingen mogelijk zijn vervaardigd om deze later te gebruiken ter bevrediging van lustgevoelens (zie Hoge Raad 14 februari 2012, LJN BU5254 ). Dat de camera’s op een vaste plek zijn opgehangen, waardoor er volgens de officier van justitie sprake is geweest van stelselmatig filmen, maakt evenmin dat er sprake is van voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie.
De militaire kamer merkt ten overvloede op dat de verweten gedraging het heimelijk filmen van personen, voor zover bewezen, mogelijk wel zou kunnen vallen onder het bepaalde in artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht.
Nu niet bewezen kan worden dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] zijn gedwongen tot het dulden (of plegen) van ontucht volgt vrijspraak. De militaire kamer komt daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag of het verdachte was die de opnames heeft gemaakt.
4. Beslag
De militaire kamer is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven digitale camera aan de rechthebbende zal moeten worden teruggegeven.
5. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van hun vorde¬ringen, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 624,50. De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een bedrag van € 881,89.
De vorderingen van de benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard, nu verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
6. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
Beveelt de teruggave van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een digitale camera, aan de rechthebbende.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer2] en [slachtoffer1]
Verklaart de vordering van benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. J.H.J. Baarsma-Reuchlin, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2012.