Einde inhoudsopgave
Aanbevelingen meerderjarigenbewind 2023
A Het instellen van meerderjarigenbewind
Geldend
Geldend vanaf 31-01-2023
- Bronpublicatie:
31-01-2023, Internet 2023, www.rechtspraak.nl (uitgifte: 31-01-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2023, Internet 2023, www.rechtspraak.nl (uitgifte: 31-01-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
A.1
Wanneer het verzoek door een rechtspersoon wordt gedaan (bijvoorbeeld de instelling waar de betrokkene verblijft) wordt het griffierecht voor natuurlijke personen in rekening gebracht.
Ter beoordeling van de noodzaak en de omvang van het bewind is uitgangspunt dat verzoekers, de betrokkene en belanghebbenden worden gehoord, zo nodig op de verblijfplaats van de betrokkene. Hoewel artikel 800 Rv ruimte biedt om het verzoek aanstonds op de stukken toe te wijzen, wordt aanbevolen om daarvan in beginsel geen gebruik te maken. Een uitzondering wordt gemaakt voor schuldenbewinden bij een wilsbekwame betrokkene en een professionele bewindvoerder.
A.2
Wanneer de zaak mondeling ter zitting wordt behandeld, dient de (voorgestelde) bewindvoerder, wanneer hij is opgeroepen, ter zitting te verschijnen.
Slechts onder bijzondere omstandigheden, door de bewindvoerder aannemelijk te maken, kan de bewindvoerder vragen door middel van digitale hulpmiddelen ter zitting te worden gehoord. De enkele omstandigheid van de reisafstand is daarvoor in beginsel niet voldoende. De zittingsrechter beslist op dit punt.
In de wet is bepaald welke familieleden als belanghebbenden worden aangemerkt. De belanghebbenden moeten de gelegenheid krijgen om zich over het verzoek uit te spreken. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de kantonrechter hier van afwijken. De betrokkene zal in het verzoekschrift moeten uitleggen waarom hij/zij niet wil dat zijn/haar familie bij de behandeling van het verzoek wordt betrokken. Een enkele vermelding in het verzoek is niet voldoende. De kantonrechter zal in de regel alleen afzien van het horen van belanghebbenden als de betrokkene in staat is om zijn/haar wil te bepalen en de voorgestelde bewindvoerder een onafhankelijke, professionele bewindvoerder is.
A.3
Om te toetsen of zich een van de gronden voor onderbewindstelling voordoet, als bedoeld in artikel 1:431, eerste lid, BW, is op zichzelf een deskundigenverklaring niet vereist. Een deskundigenverklaring is nuttig als deze helderheid verschaft over datgene waarvan de kantonrechter zich moet vergewissen, en tevens inzicht biedt in het verwachte verloop van de financiële situatie, de mentale situatie of het ziektebeeld.
A.4
Stukken waaruit de medische situatie van de betrokkene kan blijken, zoals bijvoorbeeld de CIZ-indicatie, die als bijlage bij een verzoekschrift tot curatele, bewind of mentorschap zijn gevoegd, worden niet doorgestuurd naar de belanghebbenden in de zin van artikel 798 Rv. Indien de betrokkene geen toestemming heeft gegeven om de medische stukken aan belanghebbenden te verstrekken of daartoe niet in staat is en de belanghebbende aangeeft dat hij een bijzonder belang heeft om de medische stukken in te zien, neemt de kantonrechter een beslissing over het al dan niet verstrekken van deze stukken aan de belanghebbende. Daarbij zal het belang van belanghebbende bij een eerlijk proces worden afgewogen tegen het belang van de betrokkene bij bescherming van privacy.
A.5
Het uitspreken van een beschermingsmaatregel, zoals bewind, beperkt de rechten van de betrokkene. Daarvoor moeten gronden aanwezig zijn. Het bewind dient niet verder te gaan dan ter bescherming van de betrokkene nodig is. Bij het horen van verzoekers, de betrokkene en belanghebbenden kan blijken dat de omvang van het bewind beperkt kan blijven tot een of meer goederen, bijvoorbeeld de echtelijke woning of een spaarrekening.
A.6
De kantonrechter treedt terughoudend op met het uitspreken van curatele, bewind of mentorschap als de betrokkene in een levenstestament of volmacht regelingen heeft getroffen op dit vlak.
A.7
Een beschermingsbewind uitgesproken wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden (artikel 1:431, eerste lid, aanhef en onder b, BW) dient ingevolge artikel 1:391, eerste lid, BW gepubliceerd te worden in het Centraal Curatele en Bewindsregister (CCBR). Onder problematische schuldensituatie wordt verstaan dat redelijkerwijs is te voorzien dat de betrokkene niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of hij heeft opgehouden te betalen. Het bestaan van een enkele betalingsachterstand die naar verwachting binnen afzienbare tijd kan worden ingelost valt hier dus niet onder.
A.8
In beschermingsbewinden, anders dan op grond van verkwisting of problematische schulden, kan (op verzoek of ambtshalve) het bewind gepubliceerd worden. De betrokkene zal in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich hierover uit te laten. Indien de betrokkene zich tegen publicatie van het bewind verzet, zal de kantonrechter een afweging moeten maken tussen het belang van bescherming van het vermogen en het belang van de betrokkene bij bescherming van privacy. Het verdient aanbeveling dat de bewindvoerder in het CCBR controleert of het bewind inderdaad gepubliceerd is, om van deze publicatie een print te maken en die in zijn dossier te bewaren. De gegevens in het CCBR blijven beperkt openbaar toegankelijk. Ook na de opheffing van het bewind kan het nodig zijn om aan te tonen dat een tijdens het bewind verrichte rechtshandeling ongeldig is en niet kan worden verhaald op het (destijds onder bewind staande) vermogen van de betrokkene.
A.9
Indien twee bewindvoerders worden benoemd kunnen zij de werkzaamheden samen, maar ook zelfstandig verrichten (artikel 1:437, tweede lid, BW). Wel dienen zij allebei te tekenen voor de juistheid van de boedelbeschrijving en de (eind-)rekening en verantwoording. Is de kantonrechter gelet op hun achtergrond van oordeel dat twee te benoemen bewindvoerders alleen gezamenlijk hun werkzaamheden moeten kunnen verrichten, dan dient deze beperking uitdrukkelijk in het dictum van de beschikking te worden opgenomen. Hetzelfde geldt als de kantonrechter bepaalt dat de ene bewindvoerder bij uitsluiting van de andere bewindvoerder een bepaalde taak verricht. De kantonrechter kan na overleg met de bewindvoerders bepalen dat zij voor de kantonrechter met één brief bereikbaar zijn op het adres van één van beiden.