Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 496a [Afwezige ouders]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorsponkelijk artikel vervallen.
- Bronpublicatie:
26-11-2009, Stb. 2010, 1 jo Stb. 2009, 525 (uitgifte: 10-12-2009, kamerstukken: 31391)
17-12-2009, Stb. 2010, 1 jo Stb. 2009, 525 (uitgifte: 12-01-2010, kamerstukken: 30143)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2010, Stb. 2010, 291 (uitgifte: 20-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Jeugdstrafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
1.
Indien de ouders of voogd van een van misdrijf verdachte minderjarige in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen beveelt het gerecht de aanhouding van de zaak tegen een bepaalde dag en beveelt het tevens hun oproeping. Het gerecht stelt voorafgaand aan zijn beslissing de verdachte, de officier van justitie en het slachtoffer dat ter terechtzitting aanwezig is, in de gelegenheid zich uit te laten over de wenselijkheid van aanhouding.
2.
Het gerecht kan bij het bevel tot oproeping een bevel tot medebrenging verlenen, indien het de aanwezigheid van een of beide ouders dan wel de voogd bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting noodzakelijk acht. Het gerecht kan dit bevel ook geven in het geval van de behandeling van de zaak van een van overtreding verdachte minderjarige.
3.
Het gerecht kan slechts bevelen dat het onderzoek niet wordt aangehouden, en dat een bevel tot medebrenging niet wordt verleend indien:
- a.
het aanstonds een van de uitspraken bedoeld in artikel 349, eerste lid, doet,
- b.
de ouders of voogd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben, of
- c.
de aanwezigheid van een of beide ouders niet in het belang van de minderjarige wordt geacht.