Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.7.2.3:8.7.2.3 Primaire toets: efficiëntie
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.7.2.3
8.7.2.3 Primaire toets: efficiëntie
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS588665:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Een uitzondering is denkbaar voor art. 8c, gelet op het bijzondere karakter van deze bepaling.
In België worden dergelijke structuren geneutraliseerd door bij wijzigingen in het eigen vermogen gedurende het jaar, uit te gaan van een gewogen gemiddelde, vergelijk art. 205ter, paragraaf 6, Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het vraagstuk van de efficiëntie houdt in dat de gestelde doelstellingen met zo min mogelijk uitvoeringskosten dienen te worden verwezenlijkt. In dit verband zet ik de uitvoeringskosten van het huidige stelsel af tegen een stelsel van aftrek van primair rendement. Een cijfermatige afweging kan ik helaas niet maken. Daartoe ontbreekt mij (toegang tot) het cijfermateriaal.
Het lijkt echter zeer aannemelijk dat de uitvoeringskosten van een stelsel van aftrek van primair rendement aanmerkelijk lager zijn, dan die van het huidige stelsel. Het huidige stelsel kent immers een lappendeken aan aftrekbeperkingen. Uit eigen ervaring is mij bekend dat deze lappendeken zowel voor de fiscus als voor belastingplichtigen veel werk (en dus kosten) met zich brengt. In een stelsel van aftrek van primair rendement kunnen alle huidige renteaftrekbeperkingen worden geschrapt.1 In de vorige paragraaf heb ik aangetoond, dat met de invoering van een stelsel van aftrek van primair rendement allerlei detaillistische antimisbruikwetgeving kan worden afgeschaft. Oneigenlijke structuren brengen namelijk geen fiscaal voordeel meer met zich, vanwege de gelijke behandeling van vergoeding van eigen vermogen en vreemd vermogen. Met het schrappen van deze antimisbruikwetgeving wordt de wet aanmerkelijk leesbaarder voor eenieder, beter uitvoerbaar voor belastingplichtigen en beter handhaafbaar voor de fiscus. Wel dient een stelsel van aftrek van primair rendement zo te worden vormgegeven, dat oneigenlijk gebruik niet of nauwelijks mogelijk is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan flankerende maatregelen op het gebied van het ‘oppompen’ van het eigen vermogen rond de peildata. Deze problematiek is op dit punt sterk vergelijkbaar met art. 10d.2