Rb. 's-Gravenhage, 22-08-2005, nr. 09/753595-04
ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1270
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
22-08-2005
- Zaaknummer
09/753595-04
- LJN
AU1270
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1270, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 22‑08‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 22‑08‑2005
Inhoudsindicatie
[...] Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van cocaïne. Hij heeft cocaïne die hij bij zich thuis aanwezig had, aan een hem bekend meisje verstrekt van wie de verdachte wist dat zij ernstig aan verdovende middelen - waaronder cocaïne - verslaafd was. Nadat de verdachte 's avonds uitgeweest was, is hij naar het huis van het slachtoffer gegaan en heeft hij haar voorgesteld om bij hem thuis nog wat te gaan drinken. De verdachte heeft ter terechtzitting in dat kader verklaard dat hij tegen het slachtoffer heeft gezegd dat hij thuis drank in voorraad had en ook nog wat van "dat andere spul" aanwezig had. [...]
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753595-04
's-Gravenhage, 22 augustus 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught "Nieuw Vosseveld" te Vught.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 augustus 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.B. Brouwer, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. Kramer heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 3.024,80, alsmede oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 3.024,80, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen vermeld onder nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
Aangeefster heeft in haar verklaring gesteld dat zij door de verdachte tegen haar wil is vastgehouden in diens woning, is bedreigd en tegen haar wil is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Verdachte heeft in zijn verklaringen aangegeven dat aangeefster met hem is meegegaan naar zijn woning, enige tijd in die woning heeft verbleven en in die tijd met hem seks heeft gehad. Verdachte heeft gesteld dat aangeefster telkens uit vrije wil heeft gehandeld en steeds de mogelijkheid heeft gehad de woning van de verdachte te verlaten. Aldus staat de verklaring van aangeefster omtrent het gedwongen karakter van het verblijf en de seksuele handelingen tegenover die van de verdachte. De verklaring van aangeefster vindt steun in verklaringen van getuigen die zich uitsluitend baseren op wat aangeefster hen verteld heeft. Uit het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken van enig ander steunbewijs dat het relaas van aangeefster op voornoemd - voor bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde - essentieel onderdeel kan onderbouwen. Aldus heeft de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid kunnen vaststellen dat aangeefster tegen haar wil van haar vrijheid is beroofd, is bedreigd en is gedwongen tot seksuele handelingen met de verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend meermalen cocaïne aan andere personen te hebben verstrekt en verkocht. Deze handelingen van de verdachte zouden zijn gepleegd in de periode voor 10 oktober 2004. Met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde feit overweegt de rechtbank dat nu de tenlastegelegde periode van dit feit is beperkt tot de periode van 10 oktober 2004 tot en met 11 oktober 2004, genoemde verklaring van de verdachte in zoverre niet tot het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde feit kan meewegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van cocaïne. Hij heeft cocaïne die hij bij zich thuis aanwezig had, aan een hem bekend meisje verstrekt van wie de verdachte wist dat zij ernstig aan verdovende middelen - waaronder cocaïne - verslaafd was. Nadat de verdachte 's avonds uitgeweest was, is hij naar het huis van het slachtoffer gegaan en heeft hij haar voorgesteld om bij hem thuis nog wat te gaan drinken. De verdachte heeft ter terechtzitting in dat kader verklaard dat hij tegen het slachtoffer heeft gezegd dat hij thuis drank in voorraad had en ook nog wat van "dat andere spul" aanwezig had. Door het slachtoffer willens en wetens op deze wijze uit te nodigen om met hem mee te gaan, wist de verdachte dat het slachtoffer zeer waarschijnlijk daadwerkelijk op deze uitnodiging zou ingaan. In het huis van de verdachte heeft hij vervolgens bewust een hoeveelheid cocaïne aan het slachtoffer verstrekt met de bedoeling om daarna seks met haar te hebben. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door aldus te handelen op schandelijke wijze misbruik heeft gemaakt van het slachtoffer dat reeds ernstig verslaafd was. Bovendien is de verdachte voorbijgegaan aan de omstandigheid dat cocaïne niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook een bedreiging vormt voor de samenleving in het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit die het gebruik ervan met zich meebrengt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals na te melden, een passende reactie vormt.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7.
Vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.024,80.
De vordering tot schadevergoeding is door de verdediging ter terechtzitting weersproken. De vordering is deels door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de onder 1 en 2 aan de verdachte tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft gelet op de verklaring van de gemachtigde van de benadeelde partij, inhoudende een toelichting op de vordering tot schadevergoeding, afgelegd ter terechtzitting van 8 augustus 2005.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de verdachte ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelet op de beslissing die terzake van de vordering van de benadeelde partij zal worden gegeven zal de rechtbank bepalen, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- -
2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TWEE WEKEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 oktober 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 15 oktober 2004,
welke voorlopige hechtenis is opgeheven op : 11 augustus 2005;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Elkerbout, voorzitter,
Ju en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Kleijne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2005.
Mr. Krekel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.