Rb. Dordrecht, 02-05-2012, nr. 97876 HA RK 12-2022
ECLI:NL:RBDOR:2012:BW4464
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
02-05-2012
- Zaaknummer
97876 HA RK 12-2022
- LJN
BW4464
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2012:BW4464, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 02‑05‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 512 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2012/373
Uitspraak 02‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Verzoek tot wraking rechter-commissaris afgewezen. Noch de betrokkenheid van de rechter-commissaris bij de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte noch de toetsing van de aanhouding en inverzekeringstelling en de beslissing op de vordering tot inbewaringstelling nadat het verzoekt tot wraking van de rechter-commissaris was gedaan, leveren een uitzonderlijke omstandigheid op waaruit vooringenomenheid kan worden afgeleid. Art. 6.2 wrakingsprotocol.
Partij(en)
beslissing
RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 97876 HA RK 12-2022
Beslissing van 2 mei 2012
op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak met parketnummer11/870020-11 tegen
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] te Gorinchem,
wonende te ([woonplaats]) Gorinchem, [adres 1]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel,
verzoeker, hierna ook aangeduid als de verdachte,
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.
Het verzoek strekt tot wraking van
[mr. X]
rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, hierna aangeduid als de rechter-commissaris.
1. Het procesverloop
1.1.
Op 23 januari 2012 heeft de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie, bepaald dat doorzoeking ter inbeslagneming zal worden gedaan in de woning van verdachte. Die doorzoeking heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012 onder leiding van voormelde rechter-commissaris.
1.2.
Op 20 april 2012 is verdachte om 14.52 uur voor de(zelfde) rechter-commissaris geleid voor verhoor in het kader van de toetsing van zijn inverzekeringstelling en de vordering van de officier van justitie tot inbewaringstelling. Direct na aanvang van dit verhoor heeft de raadsman van verdachte mondeling een verzoek gedaan tot wraking van de rechter-commissaris. Hierop heeft de rechter-commissaris om 15.00 uur het verhoor geschorst. Om 15.20 uur heeft de rechter-commissaris het verhoor hervat en meegedeeld dat op het wrakingsverzoek zal worden beslist door een wrakingskamer, maar dat de rechter-commissaris zelf zal beslissen op de vorderingen van de officier van justitie, omdat op dat moment geen vervangende rechter-commissaris beschikbaar was en er anders termijnen zouden verlopen.
1.3.
Het verzoek tot wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 1 mei 2012, alwaar zijn verschenen en gehoord:
- -
de raadsman van verdachte,
- -
de officier van justitie, mr. W. ten Have.
De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling aanwezig te zijn.
1.4.
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 2 mei 2012 te 09.00 uur.
1.5.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van genoemde strafzaak, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van het hiervoor bedoelde verhoor en de processen-verbaal van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte op 26 januari 2012.
2. Het verzoek
2.1.
De raadsman van verdachte heeft aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd a. dat de rechter-commissaris niet onbevangen genoeg beslissingen kan nemen over de toetsing van de aanhouding en inverzekeringstelling en over de inbewaringstelling omdat zij langdurig aanwezig is geweest bij de doorzoeking van de woning van verdachte en omdat door haar diverse goederen en gegevensdragers in beslag zijn genomen;
- b.
dat de rechter-commissaris heeft toch zelf een beslissing op de vordering tot inbewaringstelling gegeven en daarbij reeds op voorhand aangeven dat haar beslissingen als ordemaatregelen zijn te zien omdat anders termijnen verlopen.
3. Het standpunt van de rechter wiens wraking is verzocht
3.1.
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
3.2.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
4. Het standpunt van de officier van justitie
4.1.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking en daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
De beslissing van de rechter-commissaris tot doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte en het feit dat die doorzoeking onder haar leiding heeft plaatsgevonden, zijn op zichzelf of tezamen een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter-commissaris jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert. Aan het verzoek tot wraking is als grond toegevoegd dat de rechter-commissaris ondanks het verzoek tot wraking op de vordering tot inbewaringstelling heeft beslist. Deze grond kan worden geacht tegelijk met de andere grond te zijn voorgedragen, nu de raadsman reeds tijdens het verhoor door de rechter-commissaris tegen dat feit heeft geprotesteerd. De grond kan evenwel niet slagen omdat artikel 6.2 van het wrakingsprotocol van de rechtbank toestaat dat de gewraakte rechter handelingen verricht die geen uitstel gedogen.
5. De beoordeling
5.1.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het bepaalde in artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge het derde lid van dat artikel moeten alle feiten of omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.
5.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
5.3.
De omstandigheid dat de rechter-commissaris de beslissing heeft genomen tot de doorzoeking ter inbeslagneming op het adres van verdachte en vervolgens ook daadwerkelijk leiding heeft gegeven aan die doorzoeking, waarbij de rechter-commissaris een aantal zaken in beslag heeft genomen, noopt niet tot het oordeel dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.4.
Het stond de rechter-commissaris voorts vrij om, nadat het wrakingsverzoek was gedaan en gebleken was dat er geen vervangende rechter-commissaris beschikbaar was, die maatregelen te nemen die geen uitstel konden gedogen, waaronder begrepen het toetsen van de aanhouding en de inverzekeringstelling en het beslissen op de vordering tot inbewaringstelling is. In dit verband mag nog worden verwezen naar artikel 6.2 van het wrakingsprotocol. Het gebruik van deze bevoegdheid noch de daarvoor gegeven motivering levert een uitzonderlijke omstandigheid op waaruit – kort gezegd – vooringenomenheid kan worden afgeleid als hierboven bedoeld.
5.5.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden.
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van [mr. X] af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, mr. P. Joele en mr. M.G.L. de Vette en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Wegens afwezigheid van mr. R.R. Roukema is deze beslissing ondertekend door mr. P. Joele.