HR, 15-10-1997, nr. 32842
ECLI:NL:HR:1997:AA3298
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-10-1997
- Zaaknummer
32842
- LJN
AA3298
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA3298, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑10‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
art. 10 Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
BNB 1997/394 met annotatie van J.W. Zwemmer
FED 1997/873 met annotatie van R.M. FREUDENTHAL
WFR 1997/1527
V-N 1997/3925, 9 met annotatie van Redactie
Uitspraak 15‑10‑1997
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 oktober 1996 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 100.194,-- , welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 99.074,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
- 2.
Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest ge hecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
- 3.
Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Aan belanghebbende is door haar werkgever ten behoeve van het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking gesteld. De kosten van deze auto kwamen voor rekening van de werkgever. Daar de leaseprijs het door de werkgever bepaalde maximum bedrag voor werknemers met een jaarbeloning als die van belanghebbende overschreed, moest belanghebbende aan de werkgever in het onderhavige jaar, 1991, een bijdrage van in totaal ƒ 1.120,-- in de kosten van de auto voldoen. Belanghebbende heeft de auto uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke doeleinden gebruikt. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat genoemde bijdrage van ƒ 1.120,-- dient te worden aangemerkt als een negatieve inkomste uit arbeid, nu de bijdrage niet staat tegenover een door belanghebbende genoten beloning in natura, bestaande uit privé-gebruik van de auto. 3.3. Wanneer, zoals in het onderhavige geval, een werknemer een bijdrage voldoet in de kosten van een hem door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto omdat de leaseprijs van die auto hoger is dan die van een auto waarvan de werkgever de leaseprijs geheel voor zijn rekening wil nemen, moet worden aangenomen dat de keuze van die werknemer voor de auto met de hogere leaseprijs - behoudens bijzondere,
in dit geval niet gebleken, omstandigheden - niet haar grond vindt in de dienstbetrekking en dat de door die keuze voor hem opgeroepen kosten - de bij dragen aan de werkgever - objectief bezien niet bij dragen tot een behoorlijke vervulling van de dienst betrekking. In deze situatie is daarom geen sprake van negatief loon, noch van aftrekbare kosten. Met een dergelijke bijdrage kan uitsluitend rekening worden gehouden indien sprake is van enig privé-gebruik, doordat dan de bijdrage tot maximaal het bedrag van de forfaitair bepaalde dan wel de werkelijke waarde van dat privé-gebruik kan worden aangemerkt als een vergoeding ter zake van dat privé-gebruik en daarop in mindering kan komen (HR 26 maart 1977, nr. 31548, BNB 1997/178). 3.4. Uit het vorenstaande volgt dat het middel gegrond is. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
- 4.
Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
- 5.
Beslissing De Hoge Raad - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht, en - bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 15 oktober 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.