ABRvS, 20-06-2007, nr. 200607867/1
ECLI:NL:RVS:2007:BA7603
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20-06-2007
- Zaaknummer
200607867/1
- LJN
BA7603
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2007:BA7603, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑06‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 21 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren (hierna: het college) geweigerd appellante vrijstelling te verlenen voor het oprichten van een windturbinepark ten noorden van Koningsbosch, gemeente Echt-Susteren (hierna: het windturbinepark).
Partij(en)
200607867/1.
Datum uitspraak: 20 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats]
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1093 van de rechtbank Roermond van 20 september 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren (hierna: het college) geweigerd appellante vrijstelling te verlenen voor het oprichten van een windturbinepark ten noorden van Koningsbosch, gemeente Echt-Susteren (hierna: het windturbinepark).
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 21 december 2004 nader gemotiveerd en dit besluit in stand gelaten.
Bij uitspraak van 20 september 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 25 oktober 2005 (lees: 2006), bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 november 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 december 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.M.M. Engelen, ambtenaar van de gemeente, en mr. A. Snijders zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het bouwplan betreft een windturbinepark van zes windturbines met een ashoogte van maximaal 100 meter en een rotordiameter van maximaal 90 meter in het gebied tussen de kernen Koningsbosch en Maria Hoop, gemeente Echt-Susteren.
2.2.
De bouw van het windturbinepark is in strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan). Het geschil beperkt zich tot de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren om met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan voor het oprichten van het windturbinepark.
2.3.
Het college heeft de notitie "Beleid inzake het oprichten van windturbines in de omgeving van Koningsbosch", gedateerd juli 2004 en afkomstig van de Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Economische Zaken, nimmer als beleid vastgesteld. Anders dan appellante aanvoert is reeds om die reden geen sprake van beleidsregels als bedoeld in de artikelen 4:81 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In de notitie is vermeld dat het college bij de beoordeling van aanvragen het maatschappelijk draagvlak zal onderzoeken en daarmee rekening zal houden bij de te maken belangenafweging. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college op grond van zijn discretionaire bevoegdheid, in lijn met de notitie, het maatschappelijk draagvlak bij de belangenafweging heeft mogen betrekken.
2.4.
Gelet op de reacties uit de omgeving van de kernen Koningsbosch en Maria Hoop heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het maatschappelijk draagvlak voor het windturbinepark ontbreekt. Uit de beslissing op bezwaar blijkt dat bij de afwijzing van de aanvraag ook de aantasting van de individuele belangen van omwonenden en de inbreuk op de woon- en leefomgeving, daaronder begrepen het landschap en het uiterlijk aanzien van de omgeving bij verwezenlijking van het bouwplan, van belang zijn geweest. Voor zover appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieven om aan het belang van duurzame energieopwekking tegemoet te komen, faalt dit betoog, nu het college had te beslissen op het verzoek zoals dat is ingediend. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan voor het oprichten van het windturbinepark.
2.5.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007
17-531.