Hof Arnhem, 25-03-2010, nr. 21-003896-09
ECLI:NL:GHARN:2010:BM1084
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
25-03-2010
- Magistraten
Mrs. P.R. Wery, E.A.K.G. Ruys, R.H. Koning
- Zaaknummer
21-003896-09
- LJN
BM1084
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BM1084, Uitspraak, Hof Arnhem, 25‑03‑2010
Uitspraak 25‑03‑2010
Mrs. P.R. Wery, E.A.K.G. Ruys, R.H. Koning
Partij(en)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 5 oktober 2009 in de strafzaak tegen
VERDACHTE,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 maart 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te [A], gemeente Hof van Twente, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2:1 APV Hof van Twente, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door T. Kolk, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd weg te gaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Het hof leest de tenlastelegging in die zin verbeterd dat het er voor houdt dat de steller van de tenlastelegging met artikel 2.1.1.1 van de APV Hof van Twente heeft bedoeld ten laste te leggen artikel 2:1 van de Algemene plaatselijke verordening Hof van Twente 2009 (verder: APV Hof van Twente). De verdachte is door deze verbeterde lezing niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te [A], gemeente Hof van Twente, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2:1 APV Hof van Twente, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door T. Kolk, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd weg te gaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft de vraag onder ogen gezien of in dit geval de vordering (ook) krachtens enig ander wettelijk voorschrift zou kunnen worden gedaan. De advocaat-generaal heeft op dit punt niets gesteld. Evenals de politierechter heeft het hof een dergelijke bepaling niet gevonden. Artikel 185 van het Wetboek van Strafrecht is een zelfstandig strafbaar feit en de tenlastelegging is niet op dat feit toegesneden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het proces-verbaal van aanhouding van de verbalisanten Kolk en Klein Goldewijk houdt in voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
‘Ik, verbalisant T. Kolk, heb [verdachte] toen gevorderd zich te verwijderen en hem medegedeeld dat als hij nogmaals terug zou komen dat hij dan zou worden aangehouden. Deze vordering werd gedaan op grond van artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Hof van Twente. Korte tijd later zagen wij verbalisanten Kolk en Klein Goldewijk dat [verdachte] via een andere weg wederom bij de collega's stond die met de aanhouding bezig waren. Ik verbalisant Kolk ben naar [verdachte] toegelopen en heb hem bij zijn rechterarm gepakt en hem medegedeeld dat hij was aangehouden terzake niet voldoen aan de gegeven vordering.’
Hieruit leidt het hof af dat verbalisant Kolk verdachte duidelijk te verstaan heeft gegeven dat hij zich moest verwijderen toen de verbalisanten andere politieambtenaren assisteerden bij een aanhouding bij een discotheek, en dat verdachte desalniettemin is teruggekeerd naar de plaats waar de aanhouding plaatsvond. Verdachte heeft het hof ter terechtzitting er niet van kunnen overtuigen dat er geen vordering is geweest. Het hof komt daarom tot de conclusie dat verdachte op 16 augustus 2009 te [A] opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering die is gedaan door de verbalisant Kolk.
Verbalisant Kolk relateert in zijn proces-verbaal dat die vordering is gedaan op grond van artikel 2.1.1.1 APV Hof van Twente. Dit artikel bestond op 16 augustus 2009 niet (meer). Het hof houdt het er daarom voor dat de verbalisant beoogd heeft de vordering aan verdachte te doen op grond van artikel 2:1 van de APV Hof van Twente.
Artikel 2:1, eerste en tweede lid, van de APV Hof van Twente luidde op 16 augustus 2009:
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Deze leden bevatten beide een gebodsbepaling waarvan de overtreding apart strafbaar is gesteld in artikel 6:1, eerste lid, van die verordening.
Het hof moet de vraag beantwoorden of het niet opvolgen van de vordering tot verwijdering een overtreding oplevert van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 2:1 van de APV Hof van Twente is gebaseerd op de Model-Algemene Plaatselijke Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder: modelverordening). De toelichting op de modelverordening houdt in wat betreft artikel 2:1:
‘Het gaat hier om bestaande politiebevoegdheden. Deze bevoegdheid berust op de artikelen 2 en 12 Politiewet. Artikel 2 draagt aan de politie de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde op, waaronder blijkens artikel 12 de handhaving van de openbare orde. Deze bevoegdheid wordt in feite herhaald als van een gemeentelijke strafbepaling een aanwijzing, last, bevel of oordeel van een politieambtenaar een element vormt.
De aanvullende bevoegdheid van de gemeentelijke wetgever op de artikelen 184 en 186 Wetboek van Strafrecht (WvSr) is meermalen door de Hoge Raad erkend. De sanctionering van het niet opvolgen van een krachtens een APV bepaling gegeven politiebevel gebeurt op grond van de artikelen 184 of 186 WvSr of op grond van artikel 154 Gemeentewet. Het opzettelijk niet voldoen aan een dergelijk bevel levert het strafbare feit van artikel 184 WvSr op en bij samenscholingen van artikel 186 WvSr.’
Gelet op deze toelichting komt het hof tot de conclusie dat de in artikel 2:1 APV Hof van Twente gegeven bevoegdheid is gebaseerd op artikel 2 (artikel 12 doet in dit geval geen opgeld) van de Politiewet 1993.
Artikel 2 Politiewet 1993 luidt:
‘De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’
Voor overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is vereist een ‘krachtens wettelijk voorschrift’ gedane vordering. Een dergelijk voorschrift moet uitdrukkelijk inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Artikel 2 van de Politiewet 1993 bevat een algemene taakomschrijving voor de politie en kan niet worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven waaraan op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moet worden voldaan (vgl. Hoge Raad 29 januari 2008, NJ 2008, 206). Als een op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993 gegeven vordering bij niet-opvolging niet kan leiden tot overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan kan niet-opvolging van een vordering op grond van een APV-bepaling die op artikel 2 van de Politiewet 1993 is gebaseerd, evenmin leiden tot overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover de advocaat-generaal heeft bedoeld dat de onderhavige APV-bepaling eigenstandig een bevoegdheid voor de verbalisant heeft gecreëerd om een vordering tot verwijdering te doen, kan het hof de advocaat-generaal daarin niet volgen, omdat in een gemeentelijke verordening niet meer bevoegdheden kunnen worden toegekend dan in de wetten in formele zin, waarop die verordening is gebaseerd, wordt toegestaan. Een verder strekkende bepaling in een gemeentelijke verordening zou in zoverre onverbindend zijn.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet-opvolgen van een vordering op grond van artikel 2:1 APV Hof van Twente geen overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan opleveren. Het bewezenverklaarde levert dus geen strafbaar feit op. Het hof zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr P.R. Wery, voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.E.B. Rasing, griffier,
en op 25 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.