Einde inhoudsopgave
Wet op de jeugdhulpverlening
Artikel 41i
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1997
- Bronpublicatie:
23-03-1995, Stb. 1995, 198 (uitgifte: 18-04-1995, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23938 Overheid.nl: 23938)
- Inwerkingtreding
01-01-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-1995, Stb. 1995, 198 (uitgifte: 18-04-1995, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23938Overheid.nl: 23938)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien de bijdrage voor het geheel of voor een deel niet tijdig is betaald, kan degene die belast is met de inning, van een bijdrageplichtige de verschuldigde bedragen, vermeerderd met de aan de invordering verbonden kosten van aanmaning, betekening en executie, invorderen.
2.
Geen invordering geschiedt dan nadat de bijdrageplichtige schriftelijk is aangemaand om alsnog binnen veertien dagen na dagtekening van de aanmaning te betalen, onder kennisgeving dat de bijdrageplichtige anders door de middelen bij wet bepaald tot betaling zal worden gedwongen.
3.
Indien de bijdrageplichtige na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering geschieden bij een door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit te vaardigen dwangbevel, dat meebrengt het recht de roerende en onroerende goederen van de bijdrageplichtige zonder vonnis aan te tasten.
4.
De betekenis van het dwangbevel geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van dagvaardingen.
5.
Het dwangbevel wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten.
6.
De bijdrageplichtige kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank. Het verzet vangt aan met een dagvaarding door de bijdrageplichtige als eiser aan degene die het dwangbevel heeft uitgevaardigd als gedaagde. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voor zover deze door het verzet wordt bestreden. Het verzet kan niet zijn gegrond op de stelling dat de mededeling bedoeld in artikel 41h of de aanmaning niet is ontvangen. Bovendien kan het verzet niet zijn gegrond op de stelling dat de bijdrage ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
7.
Voor de toepassing van deze wet kan degene die belast is met de inning executoriaal beslag onder derden leggen door van het dwangbevel in afschrift mededeling te doen aan de derde beslagene. Artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.