HR, 01-06-2018, nr. 17/04027
ECLI:NL:HR:2018:801
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-06-2018
- Zaaknummer
17/04027
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:801, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑06‑2018; (Cassatie)
Herstelde arrest: ECLI:NL:HR:2018:568
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2017:5864
ECLI:NL:HR:2018:568, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑04‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Arrest: ECLI:NL:HR:2018:801
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2017:5864
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Herstelarrest.
Partij(en)
1 juni 2018
nr. 17/04027
Herstelarrest
gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2018, nr. 17/04027, ECLI:NL:HR:2018:568, gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2017, nr. 15/01235.
1. Het arrest in het geding
1.1.
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 13 april 2018 arrest gewezen.
Nadien heeft [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) verzocht om herstel van een kennelijke vergissing in het arrest.
De Staatssecretaris van Financiën heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2.
Belanghebbende heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij zich heeft verweerd tegen het beroep in cassatie, dat daarbij beroepsmatige rechtsbijstand is verleend en dat het beroep in cassatie ongegrond is verklaard. In onderdeel 3 van het arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
1.3.
Deze beslissing is onjuist op de gronden die belanghebbende aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd.
1.4.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat onderdeel 3 van het arrest komt te luiden:
“De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 17/04037 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.” Het dictum wordt als volgt aangevuld:
“en, veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 2004, derhalve € 1002, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert het arrest van 13 april 2018, nr. 17/04027, op de hierboven in onderdeel 1.4 vermelde wijze, en
stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.
Uitspraak 13‑04‑2018
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
13 april 2018
Nr. 17/04027
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2017, nr. 15/01235, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 14/7439) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.
1. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 501.