HR, 12-04-2022, nr. 21/01489
ECLI:NL:HR:2022:529
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-04-2022
- Zaaknummer
21/01489
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:529, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:872
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:172
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen (verlengde) invoer van cocaïne (art. 2.A Opiumwet) en medeplegen aanwezig hebben van cocaïne (art. 2.C Opiumwet). 1. Bewijsklachten opzet, medeplegen en aanwezig hebben van concrete hoeveelheid cocaïne. 2. Strafmotivering hof (gevangenisstraf van 43 maanden) innerlijk tegenstrijdig en/of onbegrijpelijk nu het bewezenverklaarde 1,082 kilo cocaïne betreft maar bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met invoer van een veel grotere hoeveelheid cocaïne? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/01395, 21/01465, 21/01531, 21/01542 en 21/01585.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01489
Datum 12 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2021, nummer 23-001216-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2022.