Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk
Artikel 109 Verdeling van de kosten
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Inwerkingtreding
06-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
De in het ongelijk gestelde partij in een oppositieprocedure, in een procedure tot vervallenverklaring of nietigverklaring, of in een beroepsprocedure betaalt de taksen die de andere partij heeft betaald. Onverminderd artikel 146, lid 7, betaalt de in het ongelijk gestelde partij tevens alle in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, in het bijzonder de reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een vertegenwoordiger in de zin van artikel 120, lid 1, met inachtneming van de tarieven die per kostencategorie zijn vastgesteld in de overeenkomstig lid 2 van dit artikel vast te stellen uitvoeringshandeling. De taksen die de in het ongelijk gestelde partij moet dragen, worden beperkt tot de door de tegenpartij betaalde taksen voor de oppositie, voor de vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Uniemerk en voor het beroep.
2.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk door de in het gelijk gestelde partij gemaakte, noodzakelijke procedurekosten. Die uitvoeringshandeling worden vastgesteld volgens de in artikel 207, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Bij de bepaling van deze bedragen met betrekking tot de reis- en verblijfkosten, houdt de Commissie rekening met de afstand tussen de woon- of vestigingsplaats van de partij, vertegenwoordiger, getuige of deskundige en de plaats van de mondelinge procedure, met de fase van de procedure waarin de kosten zijn gemaakt en, wat betreft de kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel 120, lid 1, met de noodzaak ervoor te zorgen dat de verplichting tot het dragen van de kosten niet om tactische redenen door de andere partij kan worden misbruikt. Verblijfkosten worden overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vervat in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1) (‘het Statuut van de ambtenaren’ respectievelijk ‘de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden’), berekend.
De in het ongelijk gestelde partij draagt de kosten voor slechts één opposant en, in voorkomend geval, één vertegenwoordiger.
3.
Voor zover evenwel de partijen respectievelijk op één of meer punten in het ongelijk worden gesteld of voor zover de billijkheid zulks vereist, beslist de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep dat de kosten anders worden verdeeld.
4.
De partij die door intrekking van de aanvraag voor het Uniemerk, van de oppositie, van de vordering tot vervallenverklaring- of nietigverklaring of van het beroep, door niet-vernieuwing van de inschrijving van het Uniemerk of door afstand van het Uniemerk, een einde maakt aan een procedure, betaalt de taksen, alsmede de door de andere partij gedragen kosten overeenkomstig de leden 1 en 3.
5.
Wanneer de procedure zonder voorwerp is geraakt, beslist de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep vrijelijk over de kosten.
6.
Wanneer de partijen voor de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep een andere kostenregeling overeenkomen dan die van leden 1 tot en met 5, neemt de betrokken afdeling hiervan nota.
7.
De oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep stelt het bedrag vast dat op grond van de leden 1 tot en met 6 van dit artikel moet worden vergoed, wanneer de te vergoeden kosten zich beperken tot de aan het Bureau betaalde taksen en tot de kosten van vertegenwoordiging. In alle andere gevallen stelt de griffie van de kamer van beroep of een lid van het personeel van de oppositieafdeling of de nietigheidsafdeling, op verzoek, het te vergoeden bedrag vast. Het verzoek is slechts ontvankelijk voor de periode van twee maanden na de datum waarop de beslissing ten aanzien waarvan vaststelling van de kosten is gevraagd, onherroepelijk wordt, en gaat vergezeld van een rekening en bewijsstukken. Voor de kosten van vertegenwoordiging overeenkomstig artikel 120, lid 1, volstaat dat de vertegenwoordiger verzekert dat de kosten zijn gemaakt. Voor andere kosten volstaat het dat de aannemelijkheid daarvan is aangetoond. Wanneer het bedrag van de kosten overeenkomstig de eerste zin van dit lid is vastgesteld, worden de kosten van vertegenwoordiging toegekend op het in de overeenkomstig lid 2 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling vastgestelde niveau, ongeacht of zij daadwerkelijk zijn gemaakt.
8.
De beslissing inzake de vaststelling van de kosten, met opgave van de redenen waarop zij is gebaseerd, kan bij beslissing van de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep worden herzien indien hiertoe een verzoek is gedaan binnen een maand na de datum van kennisgeving van toewijzing van de kosten. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de taks voor herziening van het bedrag van de kosten is betaald. De oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep, naargelang het geval, neemt zonder mondelinge procedure een beslissing over het verzoek tot herziening van de beslissing inzake de vaststelling van de kosten.
Voetnoten
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.